De Steigboy Schnell-Lieferwagen is een driewielige bestelwagen die wel iets heeft van een motorbakfiets, maar toch duidelijk veel zwaarder is uitgevoerd en zelfs voorzien is van een stuurwiel. Bekend is dat De Vletter en Groenendijk in Rotterdam de importeur van deze bestelwagens was en in 1929 met een Steigboy op de R.A.I.-automobieltentoonstelling stond.
De Steigboy type G, gebouwd van 1928 tot 1930, was naar keuze met twee motoren leverbaar: een 10 pk Villiers tweetakt of een 12 pk Sturmey Archer viertakt. Het logo van Steigboy bestond uit een inktvis die de wereldbol met zijn tentakels in de greep houdt. Een te ambitieuze voorstelling van zaken, want van een wereldwijde verspreiding van de Steigboy is het nooit gekomen. Het door Friedrich Boysen in 1921 opgerichte bedrijf Steigboy Apparatebau GmbH fabriceerde naast de Steigboy ook uitlaatdempers voor auto’s, motoren en vliegtuigen. Tijdens de crisis van de jaren dertig kwam hier een einde aan. Boysen stichtte in 1945 een nieuw bedrijf voor uitlaatsystemen, maar de Steigboy keerde niet meer terug in het straatbeeld. (Bron: W.A. Goosen)
De Zweedse Scania Vabis werd van 1946 t/m 1965 geïmporteerd door de firma Adriaan Beers te Rijswijk / 's-Gravenhage. Vanaf 1965 werden Scania's in Zwolle geassembleerd. Van Jan Bakker kregen we een lijst met productiegegevens van 1933 - 1987
De Commanditaire Vennootschap 'Albatros', Pieter Baststraat 21-27 te Amsterdam begon in 1929 met de import van de Amerikaanse White vrachtwagens. Dhr H. van Ramshorst was beherend vennoot.
Het is mogelijk dat de A.R.M. ook de Laffly heeft geïmporteerd, maar tot nu toe het enige "bewijs" hiervoor is een foto van de jaarbeurs te Utrecht (maart 1926) waar de A.R.M. reinigingsvoertuigen van zowel de merken Laffly en Elite exposeerde. (Klik op de foto van het reclamebord voor een overzicht van de stand).
De Franse fabrikant Somua had in 1914 het merk Schneider overgenomen (maker van de bekende Parijse autobussen). Deze chassis waren populair bij fabrikanten van voertuigen voor gebruik bij gemeenten, zoals veegauto's, sproeiwagens, vuilniswagens, en dergelijke. Bijvoorbeeld Laffly en Scemia kochten de chassis van Sumoa, zetten er hun eigen carrosserie op en verkochten deze als Laffly-Schneider en Scemia-Schneider of als Scemnia-Sumoa en Laffly-Sumoa.
Een aantal van deze Scemia chassis werden gekocht door de Haagsche Tramweg Maatschappij (HTM) die er bij Pennock een 24-persoons bus carrosserie op liet zetten (klik hier voor een uitgebreide beschrijving). Volgens een van de advertenties hieronder zijn er tien aan de HTM geleverd en drie aan de Centrale Auto Omnibusmij. Ergens moeten er nog minstens vijf geleverd zijn want in oktober 1926 telde het Nederlandse wagenpark achttien Scemia Auto-Omnibussen.
Vlak na de Tweede Wereldoorlog begon De Nederlandsche Motoren Mij. te Rotterdam met de import van het Britse vrachtwagenmerk Guy. Volgens een artikel in NRC werd de N.M.M. in 1953 door te grote verliezen geliquideerd.
De N.V. Handelmaatschappij R.S. Stokvis & Zn. te Rotterdam begon in 1938 met de import van Austin bedrijfswagens. Dit duurde tot 1967, waarna de naam Austin verdween en samengevoegd werd met BMC.
advertentie februari 1940. Stokvis was ook agent van de Janson motorcarriers.
Wervo N.V. was gevestigd op de Laan van Meerdervoort 52c in Den Haag en importeerde onder andere de truck- en buschassis van de Britse Guy Motors Ltd. uit Wolverhampton.
De Fa. Englebert, Theresiastraat 145 te Den Haag, was importeur van de Amerikaanse International vrachtwagens van 1929 t/m 1976. Vóór de Tweede Wereldoorlog werden in 1939 en 1940 door Englebert ook International trucks geassembleerd, klik hier.
Klaas Baving blijft na het afstoten van zijn rijwielafdeling in 1912 actief met de import van automobielen. Hij doet dit ruim een jaar alleen, maar in mei 1913 maakt hij bekend dat met terugwerkende kracht op 1 januari is opgericht de firma Klaas Baving & Swaagman. Zijn nieuwe partner, J.J. Swaagman, is voor hem geen onbekende: Swaagman is in Groningen hoofdagent voor Dixi.
Vanaf 1912 importeert Baving Dixi‐personen‐ en bedrijfswagens. Die automobielen komen uit Duitsland, uit de Fahrzeugfabrik Eisenach.
Baving en Swaagman zetten de import van Dixi voort tot eind 1914, als bij ‘minnelijk overleg’ wordt besloten de firma Klaas Baving & Swaagman te liquideren.
Maart 1915 neemt Joh. Schut, tot die tijd Bavings Singer‐agent in Den Haag, de zaak van Baving over, inclusief de naam Klaas Baving. Ook neemt Schut de import van Singer en Dixi over. En hoewel dat nog steeds met zijn naam erbij gebeurt, heeft Baving er zelf niets meer mee te maken.
Bedford werd vanaf 1931 in Nederland geïmporteerd. Dit gebeurde via General Motors Antwerpen. Alle dealers importeerden de trucks weer vanuit Antwerpen naar Nederland. Wie die dealers in 1931 allemaal waren is niet bekend. Wel bekend is dat de Bedford RAI stand die genoemd wordt in een advertentie van 23 januari 1931 (stand 114) op naam stond van de dealer A.M.I.C.O. uit Amsterdam (zoals alle GM-stands op naam stonden van een van de dealers omdat GM zelf niet in Nederland gevestigd was).
advertentie februari 1932
In 1932 en 1933 werden de Bedfords verkocht door de Chevrolet dealers, waarvan Vlemmings uit Eindhoven er eentje was. Deze zelfde advertentie werd in die tijd door meerdere dealers gebruikt, bijvoorbeeld C.L. de Groot uit Amsterdam (advertentie d.d. maart 1932 hieronder)
De firma Adriaan Beers, Laan van Nieuwe Oost-Indië 209 te Den Haag was vertegenwoordiger voor Nederland en de Koloniën voor het Duitse vrachtwagenmerk Büssing. Lees ook het verhaal over Adriaan Beers.
Ebro Trucks (Motor Iberica S.A. Barcelona, Spanje) wordt in 1956 opgericht en maakte eerder onder licentie Engelse Ford-producten. In 1966 fuseert Ebro met het Engelse Massey-Furgusson en Perkins. Een samenwerking met Nissan leidt ertoe dat vanaf 1983 alleen nog maar Nissan producten van de assemblageband lopen.
Ebro maakte zijn debuut op de Nederlandse markt op de RAI-tentoonstelling van 1972. De vertegenwoordiging in ons land wordt opgenomen door Beers in Zwolle en Van Rijn in Hilvarenbeek/Amsterdam. Deze gezamenlijke import wordt ondergebracht in Ebro Trucks Nederland B.V. in Roosendaal. In 1978 trekt Beers (die sinds 1976 ook voor 40% aandeelhouder is van de fabrikant Ebro Trucks Spanje) zich terug. Het tot dusver laatst bekende teken van Ebro-leven in Nederland is op de bedrijfsauto RAI van 1980. Naast trucks werden ook bestelwagens en campers geïmporteerd.
Ford Nederland N.V. in Amsterdam importeerde Ford bedrijfswagens vanaf 1932. Voor een artikel over de geschiedenis en assemblage van Ford in Amsterdam, klik hier.
In 1948 richt Henri Boon de NV Motorkracht op. Hij doet dit samen met Gabriëlle Hennes (1908‐?), weduwe van Anthony Johan Gravelaar (1894‐1943). Boons inbreng gaat in contanten, hij fourneert ƒ 15.000. Hennes brengt ter waarde van eenzelfde bedrag alle activa van de handelsonderneming Schot & Gravelaar uit Del& in. Hennes wordt commissaris van de NV, Boon krijgt de fraaie functie van gedelegeerd commissaris. Zijn zwager Albert Taconis (1891‐1976) wordt de directeur. Motorkracht wordt gevestigd aan de Bleekstraat in Eindhoven in Henri Boons City Garage. De NV heeft volgens de oprichtingsakte onder andere als doel: het fabriceren, importeren en handeldrijven in automobielen, motoren, tractoren en scheepsmotoren, maar ook het voortzetten van de handelsonderneming Schot & Gravelaar. Die handelsonderneming heeft mogelijk voor de oorlog ook geopereerd onder de naam Motorkracht, wat de keuze voor de naam zou verklaren. Met de NV Motorkracht richt Boon zich vanaf het begin in 1948 op de import van de Duitse Magirus vrachtwagens. Henri Boon heeft dan al enkele jaren ervaring met het merk Magirus‐Deutz. Begin 1940 al neemt hij de eerste Magirus‐Deutz autobus in bedrijf. Motorkracht neemt met die import het stokje over van de vooroorlogse Magirus‐importeur Geesink & Zonen uit Weesp.