logo 1
Contactgroep Auto- en Motorrijwiel Historie

Van Eerten, Edesche Carrosserie Fabriek

edesche carrosserie fabriek
Willem Alexander (Sander) van Eerten geboren op 15 oktober 1885 was wagenmaker van beroep. In zijn jonge jaren leerde hij het vak bij Köhler in Zutphen, daarna werkte hij vele jaren bij Veth in Arnhem.

Anno 1924 begon hij voor zichzelf. Hij nam de bestaande wagenmakerij van Dronkelaar over op de hoek van de Grotestraat en de Torenstraat in Ede. In 1927 kwam z'n broer Egbertus (Bertus) in de zaak. De Edesche Carrosserie Fabriek verhuisde begin jaren dertig naar de Brouwerstraat in Ede.

Egbers, Nijmegen

Egbers had een rijtuigfabriek annex smederij aan de Berg en Dalseweg in Nijmegen. In 1898 begon hij met de fabricage van koetswerken voor automobielen, wat hem waarschijnlijk tot één van de eerste carrosseriebouwers van Nederland maakt. Zijn eerste voertuig was een coupé-victoria met een motor van Benz, geleverd door plaatsgenoot Aertnijs. Later maakte Egbers meerdere carrosseriën voor Aertnijs, onder andere op onderstelen van Darracq, die door Aertnijs op de RAI-tentoonstelling van 1903 werden getoond.

(Bron: Janssen, Anton: L.A.Moll's ATIM, de geschiedenis van een Nijmeegs garagebedrijf)

egbers morsHet personeel van de firma Egbers bij een Mors, circa 1898

Fokker, Hoogeveen

Fokkerbussen
De N.V. Koninklijke Nederlandse Vliegtuigenfabriek Fokker had onmiddellijk na de tweede wereldoorlog een moeizame start. Er was niet onmiddellijk vraag naar nieuwe vliegtuigen. Zowel militaire vliegtuigen als civiele toestellen kwamen uit de grote oorlogsvoorraad en alleen het ombouwen van Dakota’s naar civiele DC3’s gaf wat soelaas. Daarom was Fokker blij met een opdracht van de spoorwegen om 75 autobuscarrosserieën te bouwen. Deze opdracht werd gevolgd door een opdracht van Verheul voor 248 bussen op Scania Vabis chassis en 40 bussen op Saurer chassis. De lassers van Fokker, die gewend waren om staalbuis vliegtuigrompen te lassen werden bij werkspoor bijgeschoold om het lassen van buscarrosserieën onder de knie te krijgen. Vanaf 1949 kreeg de vliegtuigbouw weer de overhand met de productie van de Fokker S11 en S14 trainers en de licentie bouw van de Hawker Seafury en de Gloster Meteor straaljager.

Hainje, Heerenveen

Rijtuig- en wagenmakerij B. Hainje te Heerenveen
In 1905 werkte Bartele Hainje als knechtje bij een scheepswerf annex wagenmakerij te Heerenveen. In 1907 emigreerde de eigenaar naar Amerika en deed het bedrijf over aan zijn knecht, zodat op 11 november 1907 de nog jeugdige Bartele de gelukkige bezitter werd van een eigen bedrijf met een waarde aan opstallen en inventaris van nog geen tweeduizend gulden en een bedrijfskapitaal van ruim honderd gulden.
Er werden kruiwagens, karren, sleperswagens en wat dies meer zij gebouwd en gedurende de eerste wereldoorlog werd het allereerste contact met het personenvervoer gelegd, doordat Hainje zich ging toeleggen op het onderhouden en opknappen van de vigilantes van de boeren in de omtrek. Ook werden dergelijke wagens in gebruikte staat gekocht, opgeknapt en weer verkocht, waarbij reeds toen de service om de hoek kwam kijken. Bartele Hainje fietste b.v. in die tijd twee maal twintig kilometers, om een door hem geleverde wagen te smeren, waarvoor dan de enorme vergoeding van 2,50 gulden gebeurd werd.

Hermans, 's Gravenhage

M.L. Hermans & Co, Fluwelen Burgwal 13-17, 's Gravenhage. fabrikanten van rijtuigen en auto-carrosserieën. Hofleveranciers.

Deze oorspronkelijke calèche bouwer werd opgericht in 1841 door Mattheus Leonard Hermans (1812-1876). Aanvankelijk gestart met 6 personeelsleden, telde 10 jaar later 21 man, in 1860 69 en in 1870 155 personeelsleden. In 1878 werd met 2 rijtuigen ingezonden naar de Wereldtentoonstelling in Parijs.

Door invoering van stoomwerktuigen liep dit aantal werknemers terug in 1904 naar ruim 60. In oorsprong gevestigd aan de Korte Poten en daarna verhuisd naar de Fluwelen Burgwal 13-15 waar het bedrijf voor het laatst voorkomt in de adresboekjes van 1926/1927.

Na het overlijden van de oprichter M.L. Hermans in 1876 werd het bedrijf voorgezeten door Johannes Wilhelmus Paesie (1843-1911) die op 14 jarige leeftijd was begonnen als leerjongen samen met Andries Jacob Haaxman (1817-1893). In 1865 werd de firma in voormalige Nederlands Indie vertegenwoordigd door J. Arntzen in Batavia, en op 12 april 1873 vervangen door J.A. Ceulen in Probolingo en leverde Hermans & Co rijtuigen aan diverse Javaanse vorsten, ook het Koninklijk huis was een niet onbelangrijke klant voor de hofrijtuigen en was men rond 1900 begonnen als carrosseriebouwer.

Bronnen:
Staatsiekoets voor een Javaansch vorst uit de rijtuigfabriek van Hermans & Co. te 's-Gravenhage In: Nederlandsch Magazijn. - Amsterdam. - 1859; p. 268-269: ill.
Beschouwing over de grote bedrijvigheid bij de rijtuigenfabriek van Hermans & Comp. In: Haagsche Courant. - 's-Gravenhage. - 11 mrt. 1865; p. 2 J. Gram;
De Rijtuigfabriek van L. Hermans & Co 's-Gravenhage in onzen tijd: met 80 ill. en 3 photo-chromo-drukken naar Apol [etc.] In: 's-Gravenhage in onzen tijd
Haagsche Schetsen. - Amsterdam. - 1893; p. 92-94. J.de Loos-Haaxman, een huis aan de Fluwelen Burgwal, Die Haghe jaarboekje (1958) p.98-100. (Die Haghe, uitgave van de geschiedkundige vereniging Die Haghe).

Met dank aan Peter van Dam

Meer lezen over het rijtuigverleden van Hermans? Zie de website van Hippomobielerfgoed.nl.

66-4Deze Delahaye, ingevoerd in 1898, was voorzien van een Hermans carrosserie en werd datzelfde jaar afgeleverd aan Baronesse van Brienen de Groot Lindt. Het aanwezige Rijksnummer behoorde toe aan de importeur P.H. Adrian.

Yntema, Workum

De Eerste Friesche Carrosseriefabriek H.J. Yntema, Workum

Obe IJntema (1852-1923) werkte als meesterknecht in de wagenmakerij van Andries Deinum in Workum. De twee konden goed met elkaar opschieten, zodanig dat Obe in 1876 de zaak overnam. De oude wagenmakerij groeide uit tot rijtuigenmakerij en later tot de fabricage van carrosserieën voor automobielen. Na het overlijden van Obe IJntema nam zijn zoon Haantje Jan Yntema (let op de veranderde schrijfwijze van de naam) de zaak over.

Uit ‘De Auto’ van 9 november 1922:
We leven op het oogenblik in een tijdperk, waarin “de hand des tijds zware builen slaat” en veel, wat vast leek als een rots en hard scheen als graniet, in puin is verbrokkeld. En juist in zoo’n periode doet het een mensch goed, wanneer hij weer eens een zaak ontmoet van ouderwetsche degelijkheid, een firma, die, zooals de Eerste Friesche Carrosseriefabriek, al meer dan 120 jaren aan den tand des tijds weerstand heeft geboden, een oude zaak dus en toch een firma met nieuwerwetsche begrippen, die van een frisschen geest getuigen.

Werkspoor, Amsterdam / Utrecht

Nagenoeg iedere Nederlander met belangstelling voor de vaderlandse industriegeschiedenis kent de naam Werkspoor. Het is de verkorte variant en latere officiële handelsnaam van de Koninklijke Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmaterieel, een Amsterdams bedrijf dat in 1827 werd opgericht door Paul van Vlissingen (1797-1876) en Abraham Dudok van Heel (1802-1873), met steun van koning Willem II.

Werkspoor als carrosseriefabriek

door Henk van Sijtveld
Werkspoor was oorspronkelijk een reparatiewerkplaats voor stoommachines, maar al snel na de start werd daarnaast een fabriek begonnen voor stoom- en andere werktuigen. Om de uitbreiding te realiseren, huurde men een voormalige rokerij van de VOC op Oostenburg. Rond 1850 was het nog onder de firmanaam Van Vlissingen-Dudok van Heel opererende bedrijf al de grootste machinefabriek van Nederland, met zo’n duizend werknemers. Door de snelle opkomst van de trein werd omstreeks de vorige eeuwwisseling begonnen met de bouw van spoorwagons en locomotieven, terwijl men in 1910 als opvolger van de stoommachine de eerste dieselmotor vervaardigde voor een zeeschip, de Vulcanus.

De bouw van spoorrijtuigen nam zo’n grote vlucht, dat in 1913 de fabricage van rollend materieel verhuisde naar een nieuwe fabriek aan de rand van Utrecht, op het industrieterrein Zuilen. Naast trein- en tramstellen werden hier ook staalconstructies (bruggen!), ketels en apparaten gemaakt. Tot die laatste categorie behoorden onder meer onderdelen voor de in Almelo vervaardigde ultracentrifuges voor het verrijken van uranium, terwijl voor de KEMA het reactorvat van een (test)kernreactor werd gemaakt. Andere bijzondere constructies van W.S.U. (Werkspoor Utrecht) zijn de schuiven van de Haringvlietdam, een ertskraan voor de Hoogovens, de radiotelescopen in Dwingeloo, het restaurant van de Euromast in Rotterdam en de hogesnelheidstunnel voor het Nationaal Luchtvaart Laboratorium.

werkspoor De Zuilens tranport Breukelen ketelTransport van een door Werkspoor gebouwde ketel.

Vitters, Schiedam

N.V. Carrosseriefabriek Vitters Schiedam

In augustus 1914 (na de mobilisatie) bouwde Vitters in zes dagen tijd 210 auto's om tot vrachtauto's voor het leger. De carrosserieën bleven bewaard in een grote, afgesloten loods om na de mobilisatie weer te kunnen worden gebruikt. Normaal maakte de fabriek drie wagens per week met een personeelsbestand van 70 mensen., maar voor deze klus werd gewerkt met 125 man. Op dat moment had het bedrijf nog grote bestellingen lopen voor leveringen aan onder meer Afrika, Indië en Zuid-Amerika, maar waaraan door het uitbreken van de oorlog niet meer aan voldaan kon worden.

Vitters-19140922-1De omgebouwde vrachtauto's voor het leger; hieronder de binnenplaats van de fabriek in 1914.

Visser, Leeuwarden

visser carrosserie 1937caAdvertentie circa begin jaren vijftig

Gosse Visser maakte rijtuigen, hooiwagens, handkarren en kruiwagens. In 1910 zette zijn zoon, Gerben Visser, de zaak voort. Onder de naam ‘Visser Wagenmakerij’ richtte het bedrijf zich voornamelijk op de productie van koetsen en sjezen.
De naam werd later gewijzigd in ‘Visser Leeuwarden’. Toen het gemotoriseerd vervoer in Nederland toenam groeide Visser uit tot een bouwer van carrosserieën voor autobussen, verhuiswagens, vrachtwagens, bestelbussen en lijkwagens.
Na de Tweede Wereldoorlog werd de zaak overgenomen door de zonen van Gerben Visser. Zij specialiseerden zich in ambulances en brancardsystemen. Daarnaast werden ook schooltandartsbussen en röntgenwagens gebouwd.
Visser Leeuwarden in inmiddels overgenomen door Ziegler, die nog steeds ambulances bouwt.

Bronnen:
Website Visser Leeuwarden
Artikel in de Telegraaf, d.d. 25 november 2022

Veth, Arnhem

Veth, rijtuigbouwer sinds 1840, was één van de eerste in Nederland die in 1895 overschakelde op carrosseriebouw voor auto’s.

veth-1De eerste Veth carrosserie op een motorvoertuig.

Akkermans, Oud Gastel

akkermans-delahayeCarrosserie Akkermans in Oud Gastel is opgericht in 1811 en mag zich dan ook het oudste carrosseriebedrijf van Nederland noemen. Deze solide onderneming heeft vroeger een belangrijke rol gespeeld in de landbouwmechanisatie, later werd de carrosseriebouw ter hand genomen.

Van Koppen, Rijswijk

van-koppenVan Rijtuig en Wagenmakerij G.J. van Koppen uit de Kerklaan 28 in Rijswijk is niet zo heel veel bekend maar wel deze fraaie foto uit hun beginperiode, waarin duidelijk de roots van deze carrosseriebouwer naar voren komen. (foto coll. Hans Waldeck)

Wanneer het bedrijf opgestart is, is helaas niet bekend, maar in de jaren twintig en dertig was carrosseriebedrijf van Koppen de huiscarrosseriebouwer van het busbedrijf VIOS in Wateringen van de familie Lipman. Dhr. Lipman liet daar in 1928 een ziekenhuisauto carrosserie bouwen voor zijn Dodge ziekenauto. Deze ziekenauto bestaat nog steeds en is van 2013 tot 2016 geheel gerestaureerd door Conam-lid en auteur van diverse ambulance boeken Hans Waldeck.

dodge hans waldeck