Rijtuig- en wagenmakerij B. Hainje te Heerenveen
In 1905 werkte Bartele Hainje als knechtje bij een scheepswerf annex wagenmakerij te Heerenveen. In 1907 emigreerde de eigenaar naar Amerika en deed het bedrijf over aan zijn knecht, zodat op 11 november 1907 de nog jeugdige Bartele de gelukkige bezitter werd van een eigen bedrijf met een waarde aan opstallen en inventaris van nog geen tweeduizend gulden en een bedrijfskapitaal van ruim honderd gulden.
Er werden kruiwagens, karren, sleperswagens en wat dies meer zij gebouwd en gedurende de eerste wereldoorlog werd het allereerste contact met het personenvervoer gelegd, doordat Hainje zich ging toeleggen op het onderhouden en opknappen van de vigilantes van de boeren in de omtrek. Ook werden dergelijke wagens in gebruikte staat gekocht, opgeknapt en weer verkocht, waarbij reeds toen de service om de hoek kwam kijken. Bartele Hainje fietste b.v. in die tijd twee maal twintig kilometers, om een door hem geleverde wagen te smeren, waarvoor dan de enorme vergoeding van 2,50 gulden gebeurd werd.
In 1922 meldde zich een klant, die vroeg om een „bak" op een Ford-chassis. In de nu gangbare bewoordingen kwam dat neer op de bestelling van een voor personenvervoer geschikte carrosserie op een autobuschassis.
Na deze eerste bus volgden er meer en zijn er inmiddels vele honderden gevolgd. Wel weken de werkmethodes in die eerste jaren nogal sterk af van de huidige. Niet alleen zaagde men te chassis doormidden om deze wat langer te maken, maar ook zag men er niet tegen op, een chassis in de lengte richting door te zagen, om dit wat breder te maken. Alle eigen initiatieven konden naar hartenlust ontplooid worden, daar elke keuring van overheidswege ten ene male ontbrak. Dat dit in het algemeen aan de deugdelijkheid van de producten der firma Hainje niets afdeed, blijkt uit de steeds groeiende klantenkring.
In 1925 kwam Abe Hainje, de zoon van Bartele, in het bedrijf. Op dat moment werkten daar 14 man.
In 1929 ging men van houtbouw over op composietbouw. Waarbij vader Hainje toonde een ver vooruitziende blik te hebben, door reeds toen vierkante stalen buis te kiezen voor de bouw van zijn bus-frames. Ook nu nog wordt ditzelfde materiaal gebruik en niet alleen door Hainje, maar thans o.a. ook door vooraanstaande buitenlandse carrossiers.
In de eerste jaren al was deze buis steeds voorzien van een houten vulling, die echter later met het oog op de gewichtsbesparing zoveel mogelijk werd weggelaten. Thans treft men deze vulling uitsluitend in die buizen aan, die gebogen moeten worden. Vanzelfsprekend kwam ook bij Hainje na de stalen beplating de aluminiumplaat, terwijl in de jaren vijftig geëxperimenteerd werd met gebogen front-beplating van kunsthars.
Het bedrijf was volledig gespecialiseerd op het bouwen van bus carrosserieën, waarbij men zich speciaal toelegt op de bouw van carrosserieën voor lijn- en stadsdiensten. Een van de grootste afnemers was de R.E.T. in Rotterdam, die in de loop van zeven jaar 183 carrosserieën bestelde.
(Het bovenstaande is samengevat uit een artikel in Bedrijfsvervoer, oktober 1957: Carrosseriefabriek Hainje N.Y. 50 jaar!)
In 1962 werd Hainje een dochteronderneming van de Verenigde Machinefabrieken (VMF), waarvan ook Werkspoor-Utrecht deel uitmaakte. Werkspoor had de bouw van bussen gestaakt, waarna de productie naar Hainje werd overgeheveld. Hainje bleef door de overname wel volledig zelfstandig. In de jaren zestig ging het slecht met VMF. In 1971 werd Hainje ondergebracht bij Stork. In 1975 nam Bart, de zoon van Abe, de directie over.
Op 1 januari 1989 werd het bedrijf overgenomen door de Berkhof Groep. Deze wijzigde de naam in Berkhof Heerenveen.
Bron: Wikipedia