Carrosseriebedrijf Donderwinkel uit Doesburg is begonnen als rijtuigfabriek in oktober 1844. De fabriek werd gedreven door drie generaties Gerrit Jan Donderwinkel en breidt uit van de Meipoortstraat 39 tot en met 43 en de achterliggende gebouwen. Het poortje van 39 (het tegenwoordige mosterdmuseum) geeft toegang tot de achterliggende gebouwen en de werkplaats die uitkomt op de Boekholtstraat.
Na de eeuwwisseling wordt begonnen met de bouw van carrosserieën voor automobielen en daarmee komt de derde Gerrit Jan Donderwinkel (1883-1960), getrouwd met Isaäca Johanna Huibers, in beeld. Er wordt een breed scala aan de meest luxueuze koetswerken gebouwd en dat met motoren of chassis van befaamde merken: Berliet, Darracq, Hudson, General Motors, Renault, Spijker. In 1906 wordt het bedrijf tamelijk laat gemoderniseerd als ‘stoomrijtuigfabriek’, maar twee jaar later gooit Donderwinkel hoge ogen met de opbouw van een Royal Star en een Opel op de automobieltentoonstelling in het Paleis voor Volksvlijt. Dan gaat het snel: in 1909 gaat het elektrisch, waarmee ook de Philips gloeilampen hun intrede in de werkplaats doen.
De auto’s houden daarna nog één generatie Donderwinkel aan de gang. De zoon van de koetsier van Kasteel Middachten, dat op een vijf kilometer afstand van Doesburg ligt, Henk Dijkerman heeft er een laatste herinnering aan: “De coupé en de victoria van het kasteel zijn in de Tweede Wereldoorlog door de huisschilder opnieuw gelakt, en door Carrossier Donderwinkel op rubber gezet. Dit rubber werd gesneden uit autobanden. Op zich erg kunstig en goed gemaakt, maar toen mijn vader hoorde dat hij NSB’er was, wilde hij Donderwinkel niet meer zien.”
Het verhaal Donderwinkel eindigt in 1975 als Simca-garage met een benzinepomp.
Bron & beeld: o.a. Rinus G.M. Rabeling, De Roode Tooren, Doesburg
Tekst: Mario Broekhuis en De Stichting Hippomobiel Erfgoed. Op de website www.hippomobielerfgoed.nl staat een uitgebreide geschiedenis van Donderwinkel als rijtuigfabrikant (klik!).