

Morris personenauto’s werden al in 1913 in Nederland geïmporteerd. Tot 1927 was er een opeenvolging van importeurs, zoals Archer in Amsterdam, de Haarlemsche Auto-Centrale, ‘De Handelsgeest’ in Amsterdam en de Eerste Nederlandse Automobiel- en Algemene Handelmaatschappij in Den Haag. Ondanks al die verschillende importeurs werden er in die jaren slechts weinig Morris auto’s verkocht. Daarom besloot William Morris een assemblagefabriek in Nederland te vestigen “om een snelle levering en goede service aan de Nederlandse Morris-coureurs te verzekeren.”. De N.V. Morris Automobielfabrieken werd op 29 oktober 1927 geopend in Rotterdam. Eind augustus 1929 verhuisde het bedrijf naar Delft, waar een assemblagefabriek werd opgericht. Het werd geen succes. Door massaproductie in Engeland werden Morris personenauto’s goedkoper en was assemblage in Nederland niet meer nodig.
Vanaf 1931 adverteerde Morris in Delft ook met MG-sportwagens en stelde tijdens de RAI-tentoonstelling in Amsterdam op de stand van Morris een grijze MG 18/80 Mark I ten toon. Deze 18/80 ging onverkocht terug naar Engeland. Helaas is niets bekend over de verdere verkoop van MG’s tijdens die show of van leveringen aan dealers en/of klanten.

Al voor de oprichting was J.J. Molenaar actief voor de Bovag en vanaf 1932 was hij voorzitter van de afdeling Amersfoort. Vanaf 1937 maakte hij ook deel uit van de commissie die het voorbereidende werk deed voor het opstellen van de vestigingseisen voor het garagebedrijf. Ook vanaf 1937 zat hij in het bestuur van de uitgever van het Bovag-blad. Tot aan zijn overlijden in 1957 was hij bestuurslid van de Bovag. De sanering van de automobielhandel was iets, dat hem zeer ter harte ging. Toen nog niemand aan de mogelijkheid daarvan dacht, paste hij reeds eigenmachtig een ‘sanering’ in eigen bedrijf toe, door de door hem vertegenwoordigde automobielen ‘tegen catalogusprijs’ te verkopen en zich liever een klant te zien ontgaan dan kortingen te gaan weggeven.




Na 1945 begon de import van auto’s opnieuw. Morris Motors in het Verenigd Koninkrijk kon snel leveren, maar vanwege het tekort aan deviezen was de import van auto’s veel te duur. De oplossing voor dit probleem was om CKD-kits (CKD = Completely Knocked Down) te importeren en een assemblagefabriek te beginnen. Molenaar startte in 1948 in de van Jan Jongerius gehuurde fabriek in Jutphaas. Klik hier voor foto's en advertenties.
In januari 1953 werd aan de Nijverheidsweg in Amersfoort een grotere fabriek geopend. Dit was noodzakelijk omdat de verkoop van Morris-auto’s in Nederland snel toenam. Vooral de Morris-Minor, die voor het eerst te zien was tijdens de RAI-tentoonstelling van 1950, was een groot succes. In 1947 waren er slechts 1.500 Morris-personenauto’s geregistreerd in Nederland; tien jaar later was dit aantal gestegen tot bijna 15.000. Niet alleen personenauto’s zoals de Minor, de Oxford, de Six en de MG TD werden geassembleerd, het assortiment omvatte ook commerciële auto’s zoals de J-Type bestelwagens en de grotere 1½-tons, 3-ton en 6-tons vrachtwagens. Later werd dit uitgebreid met de nieuwere modellen, zoals bijvoorbeeld de MGA. Vanaf 1959 werden zelfs de Austin A40 en Austin A7 geassembleerd. Op het hoogtepunt van zijn assemblageperiode had Molenaar ongeveer 300 mensen in dienst waarvan 250 in de productie werkten. De output was bijna 4000 auto’s per jaar. Alle auto’s werden uitgerust met zoveel mogelijk lokale producten, zoals binnen- en buitenbanden van Vredestein, V-snaren, schokdempers, accu’s, radiateuren, schuifdaken van Coenen, lampen en autoradio’s van Phillips, autoruiten, bladveren, spanningsregelaars, zuigerveren, handremkabels, nitro lakken van Valspar, passeerhoorns en bekledingshoezen van Hamstra. Hierdoor werd aan de buitenlandse onderdelen ongeveer 50% binnenlandse veredelingswaarde toegevoegd.


J.J. en J.L. Molenaar in 1953

Niet alle auto’s waren bestemd voor de Nederlandse markt, Molenaar produceerde ook voor export naar landen als België, Duitsland, Frankrijk en Algerije. Vooral België was een winstgevende markt, aangezien de Belgische regering in 1953 had besloten de import van complete auto’s stop te zetten en alleen de import van PKD- of CKD-kits toestond om hun eigen assemblagebedrijven te beschermen. Een uitzondering werd gemaakt voor auto’s gemaakt in Nederland en deze waren zelfs vrijgesteld van invoerrechten.




Door zijn overlijden op 29 oktober 1969 heeft J.L. Molenaar niet meer de oprichting in 1970 van British Leyland Nederland meegemaakt. Hierdoor mocht Molenaar niet langer Morris en MG importeren en werd slechts een dealer, hoewel een grote. Later, toen Morris en MG niet langer werden geproduceerd, werd Molenaar dealer van Citroën. Tegenwoordig bestaat het bedrijf nog steeds als holding voor verschillende garagebedrijven.

advertenties voor Morris personenauto's
advertenties voor Morris bedrijfswagens
advertenties voor MG
assemblage
Tekst Rutger Booy
Bronnen:
Artikel in De Autohandel d.d. 10 oktober 1957
Artikel in het Bovag-blad d.d. 24 januari 1953
Artikel in het Bovag-blad d.d. 2 maart 1957
Artikel in De Autokampioen d.d. 21 september 1957
Artikel in Het Automobiel d.d. mei 1984
Gravesteyn, Lex, Het Morris Prentenboek, 1966