In juni 1929 werd de N.V. Morris Automobielfabrieken -toen nog gevestigd aan de Botersloot te Rotterdam- door de stijgende verkoopaantallen genoodzaakt een extra ruimte te huren bij de artillerie-inrichtingen in Delft. Of deze gebouwen niet voldeden, of dat men een beter aanbod kreeg is niet bekend, maar drie maanden later -eind augustus 1929- verhuisde het hele bedrijf van Rotterdam naar Delft, waar een assemblagefabriek werd ingericht aan de Hooikade 1. Door de massaproductie in Engeland werden de Morris personenwagens steeds goedkoper en werden deze compleet ingevoerd. Voor de vrachtwagens lag dit anders en moest er meer aan de behoefte van de klant aangepast worden. Deze vrachtwagens werden dus wel geheel of gedeeltelijk geassembleerd als rijdende chassis.
In 1936 werd de assemblage in Delft gestopt en ging het importeurschap van Morris over naar de firma J.J. Molenaar uit Amersfoort, die al sinds 1933 MG importeur was.Een van de redenen dat de assemblage in Delft stopte was een aanzienlijke fraude, veroorzaakt door een Ierse directeur. Deze probeerde de schuld af te schuiven op de Parts & Service Manager, dhr. van der Veer. Gelukkig was deze van tevoren gewaarschuwd en had een schaduwboekhouding bijgehouden die hij kon overleggen toen de managers uit Cowley de fraude kwamen onderzoeken.