Door Hans Waldeck
De bron
De website van de Conam is ook voor niet-leden interessant.[1] Regelmatig melden lezers zich met vragen over de geschiedenis van de automobiel of de motorfiets. Ook laten zij foto’s uit de oude doos zien, waarvan zij zich afvragen welk merk en type automobiel of motorfiets te zien is. De leden van de Conam doen dan hun uiterste best een antwoord op dergelijke vragen te geven.
Zo meldde de tachtigjarige Jan Platteeuw uit Terneuzen zich begin 2009 met de afbeelding op foto 1.[2] Ook hier was de vraag: wat voor automobiel is dit? Jan kon wel vermelden, dat de locatie een boerderij aan de Lovenpolderstraat op Hoek bij Terneuzen was. Verder beschikte hij aanvankelijk niet over meer gegevens.
Eerder beschreven wij een Linon met kenteken Z 24 van de heer K.L. Reepmaker uit Aardenburg.[3] Dit is de tweede beschrijving van een vroege automobiel met een provinciaal Z-kenteken in Zeeuws-Vlaanderen.
De determinering
Over het algemeen is de vaststelling van het merk en type van automobielen uit de periode rond de eeuwwisseling van de 19de naar de 20ste eeuw een lastige. Enerzijds lijken de auto’s zeer veel op elkaar en anderzijds bestaat meestal weinig vergelijkingsmateriaal om met zekerheid het merk en het type te kunnen vaststellen. In dit geval kon de determinering heel vlot vastgesteld worden op een F.N. uit circa 1901.[4] De carrosserie is een tonneau met zoals het hoort de toegangsdeur voor de achterpassagiers aan de achterzijde.
Het merk F.N.
In 1886 verenigden op initiatief van Henri Pieper zeven Luikse wapenmakers zich tot de Société des Fabricants d’Armes de Guerre réunis om op industriële wijze oorlogswapens, jachtwapens en munitie te kunnen (blijven) vervaardigen. Omdat de Belgische regering een grote order van 150.000 Mauser-geweren voor het leger en de nationale garde plaatste, ging het deze combinatie enige jaren zeer voor de wind. Toen in 1896 het Duitse Löwe -de eigenaar van Mauser- de licentie van de wapenproductie van de verenigde wapenmakers beëindigde, schakelden zij eerst over op de productie van fietsen en later op automobielen en motorfietsen.
De eerste automobiel van de inmiddels omgedoopte Fabrique Nationale d’Armes de Guerre in Herstal (bij Luik) werd ontworpen door de Italiaanse J. de Cosmo. Het had een 3½ pk, tweecilinder luchtgekoelde, later watergekoelde motor met twee versnellingen vooruit en één versnelling achteruit overgebracht door riemen op een kettingaandrijving. Van deze auto werd voor het eerst in maart 1899 in Brussel een prototype gepresenteerd (foto 2). Van deze eerste automobiel werden vanaf het voorjaar van 1900 in één jaar al honderd exemplaren gebouwd!
In het tweede jaar werd gebruikgemaakt van een grotere 4½ pk motor. Deze automobiel had een karakteristieke ‘krokodillenbek’-motorkap met daarvoor onder het chassis de even karakteristieke slang van koelbuizen met koellamellen. Van deze automobiel werden tot december 1901 280 stuks gefabriceerd (foto 3). Toen schakelde de fabriek volledig over op de fabricage van motorfietsen, alsmede de fabricage in licentie van De Dion Bouton-automobielen met een F.N.-carrosserie. Vlak voor de Eerste Wereldoorlog mocht de fabriek zich verheugen in de hooggeboren klandizie van de Duitse kroonprins, de Servische koning Peter en de sjah van Perzië.
F.N. was één van de grote Belgische automobielfabrikanten, alhoewel ze nooit de allure heeft verkregen als die van dat andere grote Belgische merk Minerva. In 1935 besloot F.N. de productie van personenauto’s te staken, omdat de Belgische regering de invoerbeperkingen -en daarmee de bescherming van haar eigen automobielproductie- voor Amerikaanse auto-onderdelen ophief.[5],[6]
Het kenteken
De F.N. in de Lovenpolderstraat op Hoek heeft twee kentekens. Voorop zit een voor die jaren karakteristieke, witte Belgische nummerplaat met zwarte cijfers. De bovenzijde van de nummerplaat is halfrond met daarin de tekst ‘Belgique’ en het koninklijk wapen (foto 4). Dit Belgische kenteken 228 bleek een niet op te lossen mysterie. Het kenteken werd afgegeven aan de heer Leopold Bessire, die destijds woonde aan de Rue des Hirondelles 11 in Brussel en dus niet aan Malotaux noch aan Mechelynck, de gezamenlijke eigenaren van de F.N. Een relatie tussen beide heren en de heer Bessire kon niet achterhaald worden.[7] (Opm. webmaster: in 2018 werd ontdekt dat dit toch een rijksnummer is. Lees hier meer!).
Om met een motorvoertuig op de Zeeuwse wegen te mogen rijden werd reeds vijf dagen na hun gezamenlijke aanvraag met ‘spoed’ (handgeschreven op de conceptbeschikking) op 4 oktober 1902 ‘krachtens § 2 van art. 87bis van het Reglement op de wegen en voetpaden in Zeeland’’ door de waarnemend-voorzitter van Gedeputeerde Staten van Zeeland, de heer P.J. Siegers, aan de heren Pierre Malotaux uit Sas van Gent en Harold Mechelijnck (foutieve schrijfwijze van GS van Zeeland![8]) uit Terdonck[9] in België vergunning verleend voor een motorvoertuig met 4½ paardenkrachten, een gewicht van 600 kilogram, een grootste lengte van 2.45 meter en een grootste breedte van 1.42 meter, dat was voorzien van luchtbanden.[10] Malotaux geeft overigens in zijn aanvraag van 29 september 1902 aan dat het merk van het motorvoertuig ‘Herstal’ is. Op de vergunning werd het merk van het motorrijtuig niet vermeld. De F.N.-fabriek stond in Herstal bij Luik, maar ‘Herstal’ werd nimmer als zelfstandig merk of type gebruikt. Zou Malotaux zich vergist hebben en merk en plaats van fabricage door elkaar gehaald hebben? De ambtenaar van Provinciale Staten wist natuurlijk in die tijd nog van niets en hoefde bovendien het merk niet op de vergunning te zetten.
Deze provinciale Z-nummerbewijzen werden overigens van 1900 tot en met 1905 in Zeeland afgegeven in bijna dezelfde periode (van 1898 tot en met 1905), dat in ons land de rijksnummerbewijzen met alleen een volgnummer werden afgegeven. Daarna werd een systeem van provinciale nummerbewijzen ingevoerd, waarbij in de provincie Zeeland het nummer werd voorafgegaan door de letter K.[11]
Beide heren hadden ieder op eigen naam al eerder een Zeeuwse vergunning aangevraagd en gekregen. Pierre Malotaux kreeg op 16 juni 1900 als één van de eersten in Zeeland een vergunning voor een ‘break’ van onbekend merk met een 7 pk motor en een stevig gewicht van 1000 kilogram. Het bij de vergunning passende nummer was Z 11. Het laat zich raden, waarvoor Malotaux deze grote en zware auto heeft gebruikt: voor zijn suikerfabriek, voor zijn reizen naar Gent en Brussel of misschien ook voor de jacht?[12]
Vader Jules Josse (*Gent, 7 september 1837 - †Gent, 19 april 1898) en zoon Harold Mechelynck uit Wijnkel Sint Kruis (ook Sint-Kruis-Winkel) -een Belgische buurgemeente van Sas van Gent waar de ongetrouwde, oudere broer Jules Gustave Jean Marie (*Gent, 13 augustus 1868 - †Gent, 22 april 1921) van Harold als ingenieur en industrieel woonde[13]- kregen op 16 juli 1901 een vergunning, die met een voorgedrukt formulier van F.C.O.M. Hombach, de grootgrondbezitter uit Hulst, was aangevraagd.[14] Het werd Z 47 voor een De Dion Bouton met een 2 pk motor, een bescheiden gewicht van 150 kilogram en eveneens bescheiden afmetingen van twee bij één meter. Op 31 juli 1903 verkregen zij gezamenlijk (domicilie gekozen hebbende in Gent) nog een Z-vergunning -Z 293- voor een onbekend merk automobiel met een 9 pk motor en een gewicht van 550 kilogram[15] met een afmeting van 3.20 x 1.40 meter.[16]
Pierre en Harold kregen overigens op 29 maart 1902 beiden nog een Z-vergunning voor twee motorfietsen van onbekend merk met een 1¾ pk motor: Z 100 voor Pierre Malotaux uit Sas van Gent en Z 101 voor Harold Mechelynck, nu domicilie gekozen hebbende in Gent.[17]
Malotaux en Mechelynck komen met hun F.N. ook voor in de lijst van rijksnummerbewijzen. Deze nummerbewijzen werden van 1898 tot 1906 door de rijksoverheid uitgegeven aan eigenaren van motorvoertuigen. Zij kregen met een dergelijk nummerbewijs vergunning om op rijkswegen te rijden. Malotaux en Mechelynck kregen op 14 januari 1903, drie maanden na het verkrijgen van de Zeeuwse vergunning, het rijksnummerbewijs met nummer 228 voor hun F.N..[18] Waarschijnlijk bij toeval hetzelfde nummer als zij in België voor dit rijtuig hadden gekregen. Als gevolg van het ontbreken van een kenteken, dat past bij dit rijksnummerbewijs, zou de foto van de F.N. genomen moeten zijn in de tussenliggende maanden, maar dat lijkt weer onwaarschijnlijk gezien de toch luchtige kleding van de meisjes in de automobiel en de blaadjes aan de bomen. Het moet toch haast voorjaar 1903 geweest zijn (Opm. webmaster: in 2018 werd ontdekt dat dit inderdaad rijksnummer 228 was).
Malotaux en Mechelynck vroegen de rijksoverheid in september 1904 om op deze vergunning met een Adler 14 pk van 790 kilogram en de afmetingen 3.20 x 1.42 meter te mogen rijden. In die aanvraag vermeldden zij op dat moment sinds 1 oktober 1902 nog met een ‘motorrijtuig uit Herstal’ met de afmetingen van 2.45 x 1.42 meter te rijden, ongetwijfeld de F.N..
Uit deze aanvragen is ons nu gebleken, dat zowel Pierre als Harold (en vermoedelijk zijn vader en broer Jules) al vroeg het belang van motorvoertuigen hebben onderkend en ook in dit opzicht intensief met elkaar hebben opgetrokken.
De eigenaren: Pierre Malotaux
Pierre Malotaux (*Valenciennes, 28 juni 1863 - †Scheveningen, 25 december 1918) kwam uit een geslacht van kooplieden en suikerfabrikanten (foto 5). Hij was gehuwd met Mathilde Nyst (geen gegevens gevonden). Zij kregen samen twee kinderen, een meisje Germaine en een jongen Robert Nicolas Mart August (*Sas van Gent, 7 april 1898 - †Bredgar, Sittingbourne (Kent-Engeland), 31 december 1985). Pierre’s vader Nicolas Henri Gabriel Malotaux (*Bergen op Zoom, 22 juli 1831 - †Sas van Gent, 2 november 1897) -Nederlander van geboorte, maar in de achttiende eeuw van Franse afkomst- was sinds 1850 directeur van de ‘Sucreries et Raffineries Valenciennes’ in noordwest Frankrijk. Na het uitbreken van de Frans-Duitse oorlog vluchtte hij in 1870 met zijn gezin met drie kinderen, waaronder Pierre, naar Nederland, naar zijn geboorteplaats Bergen op Zoom. Pierre’s grootmoeder Maria Malotaux-Verduijn (*Oudenbosch, 11 september 1800 - †Bergen op Zoom, 21 oktober 1874) was inmiddels na het overlijden van haar man Henricus (*Bergen op Zoom, 13 augustus 1795 - †Weltevreden (Nederlands Oost-Indië), 5 december 1836) ook teruggekeerd naar Bergen op Zoom. Haar zoon Nicolas kon aldaar leiding geven aan enkele bietencampagnes. In die zelfde jaren kwam de suikerfabriek van de heer Dethiou in Sas van Gent in grote moeilijkheden. Tezamen met de heren Laane, Grandpré Molière en de Caritas de Perusis nam Henricus in 1872 als algemeen directeur de fabriek, die de naam N.V. De Zeeuwse Beetwortelsuikerfabriek kreeg, over. In 1882 werd deze naam officieel omgedoopt in Beetwortelfabriek ‘Sas van Gent’. De fabriek ging in 1920 een verwerkingsovereenkomst aan met de in 1919 opgerichte N.V. Centrale Suiker Maatschappij (CSM), die de fabriek uiteindelijk pas in 1942 definitief zou overnemen.[19] Precies 25 jaar zou de vader van Pierre deze fabriek, die later plaatselijk als de ‘Maloto’ of de ‘oude fabriek’ werd aangeduid, succesvol leiden tot hij in 1897 plotseling overleed.
Pierre Malotaux nam de leiding terstond van zijn overleden vader over en bracht gedurende ruim twintig bietencampagnes de fabriek, ondanks concurrentie van een tweede fabriek in Sas van Gent, tot grote bloei. Twee jaar later, in 1899, werd namelijk door ontevreden boeren een tweede suikerfabriek in Sas van Gent opgericht: de Eerste Nederlandsche Coöperatieve Beetwortelfabriek ‘Sas van Gent’.[20] Het moest zorgdragen voor betere prijzen voor de bieten bij de boeren. Later ging deze fabriek op in de voor de CSM concurrerende Suiker Unie.
Vanuit Sas van Gent voltrok zich rond de eeuwwisseling de industriële ontwikkeling van Zeeland. Na 1855 groeide de korenwindmolen uit tot de N.V. Walzenmolen ‘Sas van Gent’. In 1869 was dit een heuse bloemmeelfabriek van Verschaffel geworden, waarin Harold Mechelynck ook een financieel belang had.
In 1899 vestigde zich een spiegelglasfabriek te Sas van Gent. Dit was de S.A. Glaceries Néerlandaises. In 1904 werd de fabriek overgenomen door St. Regis uit Parijs en kreeg een nieuwe naam. In 1912 vestigde zich een stijfsel- en glucosefabriek (nu Cerestar) te Sas van Gent. Verder kwamen er minstens vier textielbedrijven.
In rap tempo werden vervolgens ook nog een blauwselfabriek, een weverij, een ijzergieterij, een pottenbakkerij, een visfabriek, een brouwerij en een limonadefabriek gebouwd. Mede dankzij het spoor en de aangelegde tramlijn was Sas van Gent in de eerste helft van de twintigste eeuw een druk en bedrijvig stadje. Alles werd in het werk gesteld om de industrie de ruimte te geven.
In 1888 vestigde zich bijvoorbeeld ook een filiaal van de betonfabriek van de gebroeders Picha uit Gent aan de oostoever van het kanaal. Via deze fabriek zou het gewapend beton in Nederland zijn opmars beginnen. Dat was gefaciliteerd door de huwelijken van beide broers François (Franciscus Ludovicus Josephus, 27 jaar oud) en Jean-Baptist (Joannes Baptista Sevennus, 22 jaar oud) met respectievelijk de zusters Angelica (Angelique Dominica Marie-Louise, 27 jaar oud) Stevens (∞ 10 juni 1886) en Clarisse Sophie Antoinette (30 jaar oud) Stevens (∞ 6 september 1887). Hun 34-jarige broer Louis (Ludovicus) Stevens, die op 11 december 1883 te Sas van Gent beëdigd was als advocaat en van 1884 tot 1890 burgemeester van Sas van Gent[21], huwde op 22 november 1887 met de achttienjarige zuster van Pierre, Pauline (Marie Madeleine Pauline) Malotaux (†Sas van Gent, 21 januari 1958). Augusta, een dochter van François Picha en Angelica Stevens, huwde op 25-jarige leeftijd op 9 augustus 1917 met de 27-jarige Henri Gerard Laurent Gustave Malotaux, een zoon van Marc Malotaux. Er was en ontstond in die jaren dus een innige relatie tussen de families Malotaux en Stevens.[22] Deze constatering heeft nog betekenis voor de Lovenpolderstraat, de locatie waar de foto van de F.N. uit deze geschiedenis werd genaakt.
De suikerfabrieken in Sas van Gent, ooit de eersten in het land, zijn inmiddels weer verdwenen. Ook de meelfabriek en de textielbedrijven bestaan niet meer.
Pierre was een harde werker, ook op bestuurlijk, cultureel en maatschappelijk terrein. Hij was vele jaren gemeenteraadslid, maar ook directeur van de Association HollandoBelge de l’ Union Suvrière, waarvoor hij iedere woensdag de suikerbeurs in Brussel bezocht. Zou hij dat ook met zijn F.N. automobiel gedaan hebben? Omdat zijn fabriek in de Poelpolder lag, was hij ook dijkgraaf van die polder. Als oprichter of bestuurslid of filantroop was hij betrokken bij vele verenigingen in zijn woonplaats, zoals de gymnastiekvereniging ‘Thor’, de duivenmaatschappij ‘Vrede’ en de harmonie ‘De Verenigde Vrienden’. Hij organiseerde jaarlijks het carnaval en haar stoet en won jaren achtereen de eerste prijs met de ‘Malotaux’. De inspanningen van vader en zoon Malotaux werden algemeen gewaardeerd en hebben veel sympathie ontmoet in de bevolking. Zij zijn uitgemond in de vernoeming van een straat in de gemeente Sas van Gent: de Malotauxstraat.[23],[24]
Voor zijn overlijden had de pastoor bij Pierre aangedrongen op een bekering van zijn zondige levensstijl. Hij zou anders in de hel komen. Pierre had de pastoor toen toegebeten: ‘Ik geloof niet in de hel.’ Pierre Malotaux overleed in Scheveningen bij zijn maîtresse, tante Chrisje. Om deze reden stond de pastoor in Sas van Gent aanvankelijk niet toe, dat hij op gewijde rooms-katholieke grond van de begraafplaats in die stad kon worden begraven en dus ook niet in het familiegraf. Daarin zijn nu maar drie van de vier plaatsen bezet. Die onenigheid is uiteindelijk bijgelegd. Hij heeft een mooi graf met een prachtige grafsteen gekregen op het niet rooms-katholieke en dus niet-gewijde deel van de begraafplaats, waarvoor Pierre zich tijdens zijn leven overigens ook sterk had gemaakt.
Tante Chrisje heeft de suikerfabriek verkocht en zou er volgens overlevering door haar charme meer voor gekregen hebben dan hij waard was![25]
De eigenaren: Harold Mechelynck
Over Harold Mechelynck kon weinig worden teruggevonden. Hij is in dit onderzoek een mysterieuze man gebleven. Harold Clément Philippe Marie Mechelynck werd in Gent geboren op 26 oktober 1869 en overleed eveneens in Gent op 25 januari 1927. Zijn vader Jules Josse was suikerfabrikant en woonde in Gent. Harold was dus bekend met de suikerfabricage. Harold huwde op haar dertigste verjaardag (∞ 24 februari 1908) na de dood veertien dagen na de geboorte van hun tweede kind Francine -de eerste was zoon Pierre- van zijn eerste vrouw Suzanne Estelle Henriëtte Baertsoen (*Gent, 9 januari 1874 - †Gent, 10 maart 1896) voor de tweede maal met Eline (Lizzy) Georgina Rosalie Stéphanie Callier (*Gent, 24 februari 1871 - †Gent, 19 juni 1950), waarvan hij nog een derde kind, dochter Nicole kreeg.[26]
Harold zou naast Pierre Malotaux eveneens directeur van de suikerfabriek zijn geweest, maar dat wordt in twijfel getrokken. Hij was wel een belangrijke geldschieter, investeerder en financier van de ‘oude fabriek’ en in andere bedrijven, zoals de bloemfabriek van Verschaffel, in de regio Sas van Gent.[27] Hij contracteerde ook bij de boeren onder anderen de bietenoogst voor de suikerfabriek. Vermoedelijk is dat de reden, dat de vergunning voor het rijden op de Zeeuwse wegen met de F.N. op beider naam stond. Je zou ook kunnen vermoeden, dat dit een voorbeeld was van een vroege ‘automobiel van de zaak’.
De entourage
De geposeerde foto van de F.N. is in 1903 gemaakt. De auto staat op het erf van Jozias de Jonge aan de Lovenpolderstraat 6 in de Lovenpolder op Hoek. Jozias de Jonge was de pachter van deze grond, die eigendom was van de al eeuwen zeer bemiddelde familie Thomaes.[28] De familie heeft in de loop der eeuwen zeer veel grond in Zeeuws-Vlaanderen verworven of ontgonnen uit de slikken en kreken.[29] Ze waren ook weer betrokken bij de cement- en betonfabriek van Pichet-Stevens in Sas van Gent!
Bij de boedelscheiding op 19 maart 1900 na de dood van Ludovica Seraphina Thomaes, weduwe van Joannes Stevens, is de boerderij aan de Lovenpolderstraat vermoedelijk overgegaan naar de advocaat Louis Stevens, die inmiddels industrieel en handelaar (‘nijveraar’) te Amsterdam was.[30]
De wereld van de notabelen op het calvinistische eiland van Axel in Zeeuws-Vlaanderen was letterlijk en figuurlijk niet groot. Men ging -wel binnen ieders kerkgenootschap- gezamenlijk ter kerke, men vierde gezamenlijk de hoogtijdagen en zo nu en dan vonden de zonen en dochters elkaar voor een eeuwige verbintenis. Maar men zocht elkaar natuurlijk ook op om handel te drijven en vooral om te jagen, niet in de laatste plaats op het overvloedig in Zeeuws-Vlaanderen aanwezige waterwild. Het zal één van deze redenen geweest zijn, dat Pierre Malotaux met zijn F.N. de aangetrouwde familie Stevens op hun erfgoed heeft opgezocht ten tijde van deze foto (foto 1).
Met de grootgrondbezitter (en lid van Provinciale Staten van Zeeland van 1895 tot 1919[31]) F.C.O.M. Hombach -hij had de eerste geregistreerde automobiel met Z 1, een Vivinus, in Zeeland)- veroverde de automobiel vanuit Hulst al vroeg eerst Zeeuws-Vlaanderen en daarna de rest van Zeeland. Het waren voornamelijk automobielen en motorfietsen van Belgische makelij. België zette in die jaren op automobielgebied stevige stappen voorwaarts met een breed ontwikkelde automobiel- en motorfietsindustrie. Voor deze notabelen lag het voor de hand, dat zij juist met de vruchten van deze industrie experimenteerden. Ze gebruikten de automobielen en motorfietsen niet alleen voor hun werk, maar zeker ook voor hun genoegen, zoals de jacht en gezamenlijke toerritten.[32]
Achter het stuur van de F.N. zit de jong gestorven, dan negentienjarige Janneke de Jong (*Hoek, 15 augustus 1884 - †Hoek, 26 december 1904). Naast haar, haar jongste zus, de achtjarige Ebrina (*Hoek, 26 mei 1895 - †Hoek, 1 april 1905), die ook al vroeg zou overlijden. Achterin links zit de dertienjarige zus Johanna (*Hoek, 30 maart 1890 - †Groede, 14 augustus 1937) en rechts de negenjarige Catharina (*Hoek, 5 mei 1894 - †Terneuzen, 26 oktober 1974). Ze dragen hun ‘zondagse goed’ van de Axelse klederdracht met strikken aan de krullen en een schortestrik voor.[33] De boerderij wordt nog steeds bewoond door een kleinzoon van Jozias de Jonge: Jozias Koster.
Conclusie
De suikerfabrikant Pierre Malotaux was één van de eerste automobilisten van Zeeuws-Vlaanderen, evenals zijn Belgische investeerder Harold Mechelynck. In 1901 verkregen zij gezamenlijk een vergunning van Gedeputeerde Staten van Zeeland voor een vermoedelijk nieuwe F.N., waarvoor zij het kenteken Z 203 moesten voeren. Gezien het feit dat beiden al een persoonlijke vergunning voor een motorvoertuig hadden, zouden we deze F.N. kunnen duiden als een automobiel van de zaak ‘avant-la-lettre’.
[1] https://conam.info
[2] Platteeuw, Jan - : persoonlijke mededelingen, Terneuzen - maart 2009
[3] Waldeck, Hans - : Een Linon in Zeeuws-Vlaanderen, Conam Bulletin 14(2004): 1(28-32)
[4] Bos, Ariejan - : persoonlijke mededelingen, Arnhem - februari 2009
[5] Georgano, Nick - : The Beaulieu Encyclopaedia of the Automobile, Volume 1, A-L, London - 2000, pg 555-556
[6] Kupelian, Yvette & Jacques - : De geschiedenis van de Belgische auto, Tielt|Amsterdam - 1980, pg 54-74
[7] Dupont, Alain - : persoonlijke mededelingen, Luik - 9 april 2009
[8] Mechelynck, André L. - : persoonlijke mededeling, Huldenberg (België) - april 2009
[9] Terdonck ligt tussen Gent en Zelzate aan het kanaal van Gent naar Terneuzen en is onderdeel van het kanaaldorp Sint-Kruis-Winkel (www.gent.be)
[10] Zeeuws Archief (Hans Schwartz): Kopie van een vergunning gedateerd 4 october 1902 met als onderwerp ‘Berijden van wegen met een motorrijtuig’ afgegeven door Gedeputeerde Staten van Zeeland, Middelburg - 3 maart 2009
[11] Waldeck, Hans - : De provinciale Zeeuwse Z-nummerbewijzen van 1900 tot 1906. De victorie van het automobilisme in Zeeland begon in Hulst, ter publicatie aangeboden
[12] Zeeuws Archief (Hans Schwartz): De originele vergunningen bevinden zich in het Archief van het Provinciaal Bestuur, Middelburg - 2004; zie ook www.conam.info > kentekens > Z-vergunningen
[13] Vriendt, J. de - : Familie Mechelynck, L’ Intermédiaire des Génealogistes 13(1958): 78(410-425); De familie Mechelynck is een oud geslacht, dat zijn oorsprong al in het begin van de 17de eeuw in Desteldonk (naast Sint-Kruis-Winkel, één van de andere drie kanaaldorpen) heeft
[14] Zeeuws Archief (Hans Schwartz): De originele vergunningen bevinden zich in het Archief van het Provinciaal Bestuur, Middelburg - 2009; zie ook www.conam.info > kentekens > Z-vergunningen
[15] Commissaris der Koningin in Zeeland, Wnd. - : Berijden van Rijkswegen met motorrijtuigen, Middelburg - brief 3 september 1903 (Zeeuws Archief - Middelburg)
[16] https://conam.info/kentekens
[17] https://conam.info/kentekens
[18] https://conam.info/kentekens
[19] Sluyterman, Keetie E. - : Driekwart eeuw CSM. Cash flow, strategie en mensen, CSM, Diemen - 1995, pg 46, 52
[20] Sluyterman, Keetie E. - : Driekwart eeuw CSM. Cash flow, strategie en mensen, CSM, Diemen - 1995, pg 33
[21] In een notariële akte (‘staat van goed’) van notaris Pieter Dregmans te Axel op 19 maart 1900 over de boedelscheiding na de dood van zijn moeder Ludovica Seraphina Thomaes (weduwe van Joannes Stevens) wordt hij industrieel te Amsterdam genoemd. In een andere notariële akte van notaris Justin Landrien uit Gent wordt hij op 22 februari 1894 handelaar in Amsterdam genoemd
[22] Thomaes, Frits C. M. - : persoonlijke mededelingen, Hoofdplaat - april 2009
[23] www.wikipedia.org
[24] www.heemkundigekringsasvangent.nl
[25] Malotaux, Eric Jan – en Miriam Edelsten-Dammers: persoonlijke mededelingen, Almere en Ingatestone (GB) - juni 2009
[26] Vriendt, J. de - : Familie Mechelynck, L’ Intermédiaire des Génealogistes 13(1958): 78(410-425)
[27] Puylaert, C.B.A.J. - : persoonlijke mededelingen, Gent - mei 2009
[28] Koster, Jozias – en Aaltje Koster: persoonlijke mededelingen, Hoek - maart 2009
[29] Puylaert, C.B.A.J. - : Een legendarische man ‘De Rijke Thomaes’, Vlaamse Stam 37(2001): 11-12(560-572
[30] Thomaes, Frits C. M. - : persoonlijke mededelingen op basis van notariële akten 2 februari 1894 en 19 maart 1900, alsmede een advertentie in de Goesche Courant van 3 april 1904, Hoofdplaat - april 2009
[31] Zeeuws Archief (Hans Schwartz): persoonlijke mededelingen, Middelburg - 17 augustus 2009
[32] Waldeck, Hans - : De provinciale Zeeuwse Z-nummerbewijzen van 1900 tot 1906. De victorie van het automobilisme in Zeeland begon in Hulst, ter publicatie aangeboden
[33] Platteeuw, Jan - : persoonlijke mededelingen, Terneuzen - maart 2009