Henri Constant Louis Sieberg was afkomstig uit een van oorsprong Duits-Tsjechische familie. Vroegtwintigste eeuw had hij als handelaar zijn beginkapitaal gemaakt met de import van Boheems kristal, glas en aardewerk.
Naarmate de jaren verstreken ging hij zich steeds meer bezighouden als projectontwikkelaar en als handelaar en belegger in onroerend goed.
In 1912 werd hij in die hoedanigheid benaderd of hij een geschikte ruimte wist voor een snel groeiend bedrijf, dat handelde in het automerk Ford. Dit bedrijf had kort daarvoor zijn activiteiten verplaatst van Utrecht naar Amsterdam, maar was niet tevreden met de huidige behuizing. Met het aannemen van dit verzoek kon H.C.L. Sieberg niet voorzien dat dit de eerste stap zou zijn op automobielgebied en dat zijn naam een lange tijd hiermee in verband zou worden gebracht.
Ford
Het verzoek kwam van dhr. L. Wilson die met zijn medefirmanten het alleenrecht had op de import van het merk Ford. De uit Amerika afkomstige Wilson was tot een jaar ervoor handelaar en investeerder in allerlei zaken. Als investeerder was hij ervan overtuigd dat het succesverhaal van Ford in Amerika voor hem een gouden kans was dit automerk grootschalig op de Nederlandse markt te brengen. Vanaf 1907 was er al enkele keren eerder sprake geweest van kleinschalige import, maar dit was steeds op een mislukking uitgelopen.
In het voorjaar 1912 wist Wilson, die al het provincie dealerschap van Ford voerde vanuit Utrecht, met de Europese hoofdvertegenwoordiging van Ford, gevestigd in Parijs, officieel overeen te komen dat hij voor enige tijd het alleenrecht van import van Ford auto's en onderdelen kreeg. Hiermee kreeg hij de kans zijn ambitieuze plannen te realiseren om de import van Fords in Nederland grootschalig op de kaart te zetten. Door dit besluit werd de toenmalige hoofdagent Bouman in Den Haag buitenspel gezet. Wilson betrok de auto's zowel uit de Verenigde Staten als uit Engeland. De twee medefirmanten, de Zaandamse houthandelaar Toon Kamphuys en diens zakenpartner Arends, die meer verstand en ervaring in het Nederlandse bedrijfsleven hadden, zouden de verkoop regelen. Op dat moment waren zij eigenaar van de 'Nederlandsche Auto Handel Maatschappij' die het Amsterdamse provincie dealerschap van Ford waarnam met een garage aan de Korte Leidesestraat 101-103 met een kantoor gevestigd op de Be(e)renstraat. Doch de capaciteit van deze panden werd ongeschikt gevonden voor de gezamelijke uitbreidingsplannen.
Ford garage aan de Korte Leidsestraat
Prinsengracht 514, Amsterdam
Henri C.L. Sieberg bood zijn grote, in onbruik geraakte magazijn aan, de begane grond van het perceel aan de Prinsengracht 514. De bovenruimten werden op dat moment door Sieberg verhuurd ten behoeve van kleinschalige bedrijfsvoering, waaronder een bontatelier. Met een paar kleine aanpassingen bleek dit pand prima geschikt voor verhuur aan Wilson. In hoeverre Sieberg op dat moment betrokken was bij het autobedrijf -door interesse of investering- is onbekend. Nadat Wilson en zijn medefirmanten hun intrek in het pand hadden genomen werden de namen van de bedrijven (respectievelijk 'L. Wilson & Co.' en de 'Nederlandsche Auto Handel Maatschappij') gewijzigd in 'Ford Automobile Company' (F.A.C.). Deze naamstelling was slechts van korte duur omdat eenmaal doorgedrongen bij de Ford Motor Company (Detroit) men van mening was dit te veel verwarring stichtte en zelfs tot financiële schade kon leiden. Daardoor werd in 1914 de naam 'Ford Automobile Company' veranderd in Handelsvereeniging "Ford". Mede door een groots en kostbaar reclameoffensief groeide de verkopen -en daarmee de agentschappen- van Ford gestadig.
Ingang van het "Fordhuis" aan de Prinsengracht.
De garage en werkplaatsen
Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 stagneerde al vrij snel de aanvoer uit Amerika en Engeland. Door gebrek aan reserves moest eind 1916 tot liquidatie van de Handelsvereniging "Ford" worden overgegaan. De opkoper (tevens schuldeiser) van de failliete (in)boedel was H.C.L Sieberg. Gedurende anderhalf jaar werd door Sieberg een gedeelte van de beschikbare garageruimte verhuurd aan de Hudson Automobile Company, afdeling Amsterdam.
Nog voor de vredesonderhandelingen van de Eerste Wereldoorlog waren afgerond had Sieberg al een driejarig contract met de Ford fabriek te Detroit gesloten, waarbij hij het alleenrecht van verkoop van Ford en benodigdheden in Nederland kreeg. In deze naoorlogse periode, waarin een explosief groeiende vraag naar goedkoop transport ontstond, wist hij door deze monopolie positie zijn reeds bestaande fortuin meervoudig te verdubbelen.
Helaas voor Sieberg werd het lucratieve contract van het recht op alleen-import na 1921 niet verlengd. Inmiddels was de naam van Ford stevig in de Nederlandse automobielwereld gevestigd en dus ging Sieberg door met de import vanuit Amerika en Engeland. Wel moest hij nu landelijke concurrentie dulden van veel oud-agenten en garagehouders, die graag een graantje mee wilden pikken van het Ford succes.
Het was financieel aantrekkelijk om persoonlijk de auto's op te halen bij Ford Antwerpen, ondanks dat in het ongunstigste geval vijf keer de rivieren met de gehate en tijdrovende veren richting Antwerpen moest worden overgestoken. Daarnaast was er ook nog de tijdrovende bureaucratische rompslomp met betrekking tot de douane formaliteiten. Elk bedrijf dat minstens één keer deze tocht had ondernomen noemde zich daarna steevast, doch ongelogen in de reclame-uitingen, Ford importeur.
Stadhouderskade 143 en Valckenierstraat 5 tot 21A, Amsterdam
Om de toenemende concurrentie het hoofd te bieden en omdat in het garage- en verkoopbedrijf op de Prinsengracht 514 nauwelijks plaats was voor een showroom, opende Sieberg in maart 1923 op de "autoboulevard" van de Stadhouderskade op nummer 143 een zaak die voor een groot gedeelte uit showroom bestond.
Showroom aan de Stadhouderskade 143 (achter Paleis voor Volksvlijt)
Daarnaast werd gewerkt aan een groot nieuwbouw/uitbreidingsproject in de Valkenierstraat, waar de Ford garage moest komen. Oorspronkelijk was de bouw van deze garage een opdracht van auto-importeur Van Genderingen, maar deze had zich financieel verslikt in dit ambitieuze sloop/nieuwbouw project. Sieberg nam het gehele bedrijf van Van Genderingen over en liet dat, zonder verdere personele gevolgen, nog enige jaren onder eigen naam verder bestaan. Na het overlijden van Maurice van Genderingen in 1928 verdween niet lang daarna de familienaam van de gevel. Enkele familieleden van Van Genderingen en een groot deel van het personeel bleven nog tientallen jaren verder trouw in dienst bij Sieberg.
Showroom aan de Stadhouderskade 143
Showroom aan de Stadhouderskade 143
Op 5 mei 1925 werd het garagepand aan de Valckenierstraat feestelijk geopend. De garageactiviteiten aan de Prinsengracht 514 werden geheel stilgelegd en het verlaten gedeelte werd te huur aangeboden. Het nieuwe gebouw in de Valckenierstraat, nu een achterafzijstraatje van de Wibautstraat, lag strategisch dicht bij het Weesperpoortstation, waardoor een groot deel van de verdiensten zou kunnen komen uit stalling en onderhoud van voertuigen van forensen. Nog geen twee jaar later vernam Sieberg dat er plannen waren waarbij dit station overbodig zou worden. Door omlegging van de rails via de Amstel- en Muiderpoortstations zou de lijn worden aangesloten op het Centraal station. Dat betekende een einde aan de verdiensten van de forensen en dus wilde Sieberg zo snel mogelijk van dit pand af. Hij verkocht het voor een bodemprijs aan de Gemeente Amsterdam die stalling zocht voor haar voertuigenpark plus een garage voor de ambulancedienst van de GG&GD. De gemeente compenseerde de aankoop met gunstige voorwaarden voor een nieuw te bouwen garage die aan het Scheldeplein in Amsterdam-Zuid moest komen. Overigens werd het Weesperpoortstation pas in 1939, twaalf jaar later, gesloopt.
Ontwerp van de Ford garage aan de Valckenierstraat
Valckenierstraat 5-21a, garage, magazijnen en werkplaatsen
In 1924 verloor Sieberg opnieuw marktaandeel doordat de Ford fabriek zelf de import ter hand nam door een vestiging strategisch boven de rivieren in Rotterdam te openen onder de naam 'Ford Motor Company of Holland'. Sieberg moest verder genoegen nemen door als Ford dealer voor Amsterdam te opereren. Daarnaast voelde H.C.L. Sieberg in zijn "achtertuin" ernstige concurrentie van auto-importeur C.L. de Groot die zijn bedrijf vanuit de Haarlemmermeer naar Amsterdam had verplaatst. Toen deze C.L. de Groot met medewerking van geldschieters een groot gebouw met meer capaciteit neerzette op de Overtoom, schakelde H.C.L. Sieberg vóór de opening van het nieuwe gebouw in 1927 in een week tijd over van Ford op de import van Willys.
De verkoop van Willys liep redelijk, wel had men problemen met continuïteit in de aanvoer. Oorzaak hiervan was dat in een korte tijd Willys in Amerika de Overland, Whippet en Knight fabrieken had overgenomen.
Het interieur van de garage in 1928. Let op de afvoer van de uitlaatgassen
inzet: het reclamebord links aan de muur (collectie Jan Bakker)
Scheldeplein, Amsterdam
Nadat in 1928 het garagepand aan de Valckenierstraat was verkocht aan de Gemeente Amsterdam werd niet lang daarna begonnen met de nieuwbouw aan het Scheldeplein. Deze in etages opgebouwde garage met hellingbaan kwam gereed in 1931. Ook voor de buurtbewoners was er een mogelijkheid hun auto te stallen.
In 1932 trok H.C.L Sieberg zich geheel terug uit de dagelijkse leiding van het bedrijf. Dit werd overgenomen door zijn stiefzoon Lambert Franz Joseph Mählmeijer en medefirmant de heer H.H van Rongen.
Van 1933 tot 1936 werd kortstondig de import van Austin ter hand genomen en van 1938 tot 1952 de verkoop van personen- en vrachtwagens van het Franse merk Hotchkiss. In 1938 werd een gedeelte van het grote gebouw ingericht voor de assemblage van de Willys personenwagens.
Het nieuwe pand aan het Scheldeplein
Het gebouw gezien vanaf de Geulstraat
De smeerinrichting
De autolift en oprit naar de eerste etage
Eerste helling, garagekantoor en gang naar de stallingsvakken
Interieur van het Sieberg pand met van links af: Chrysler, Oldsmobile, Ford en 2x Willys Six
Uit de Auto 4-1931
De verkoop en assemblage van auto's eindigde bij aanvang van de Tweede Wereldoorlog. Sieberg ging over op montage en onderhoud van persgasinstallaties op automobielen van de overheid. Het pand aan het Scheldeplein werd in 1943 door de bezetter gevorderd voor de opslag van oorlogsmateriaal. Tijdens de laatste oorlogsjaren werd begonnen met de fabricage van noodkacheltjes die, evenals diverse sanitaire artikelen, door de firma Sieberg aan de man werden gebracht.
Een paar jaar na de Tweede Wereldoorlog opende Dodge een showroom en een bezinestation in de Sieberggarage aan het Scheldeplein. In de jaren zestig heeft Knijn het pand gekocht. De familie Knijn runde een Fiat showroom en een schadebedrijf in het pand. Na verplaatsing van het schadebedrijf naar Weesp, is de vrij gekomen ruimte op de 2e verdieping (groot circa 2.000 m²) aangewend voor het starten van een bowlingcentrum. De officiële opening van Knijn Bowling vond plaats op 9 september 1971.
In 1979 heeft ABN AMRO het pand verkregen. De bank had zich op nagenoeg de gehele begane grond gevestigd. Sinds 2006 is Albert Heijn gevestigd op een groot oppervlak van de begane grond en een gedeelte van de 1e verdieping. In 2013 heeft Caransa Groep het pand in eigendom verkregen en wort herontwikkeld. De parkeergarage heeft altijd haar functie behouden en werd benut door de huurders van het pand. In 2014 is de parkeergarage, bekend als “Parking Scheldeplein”, gerenoveerd en aangepast aan de huidige normen en eisen welke gelden voor een parkeergarage. In 2015 heeft Albert Heijn haar winkel vergroot en compleet nieuw ingericht.
Na het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945 bleek het importeurschap van Willys-Overland de redding voor het bedrijf, De door Willys ontwikkelde en in grote aantallen voor de geallieerde legers gefabriceerde Jeeps werden in Duitsland en Frankrijk in zogenaamde dumps opgeslagen. Deze kon Sieberg als importeur opkopen. De meeste van deze jeeps werden met binnenschepen naar Amsterdam vervoerd en afgeleverd bij het Gemeentelijk Handelsentrepot aan de Cruquiuskade.
In het oude pand aan de Prinsengracht 514 waren tijdens de Tweede Wereldoorlog in afwachting van betere tijden een aantal Willy's auto's verstopt voor de Duitsers, maar na een bominslag waren al deze auto's zwaar beschadigd. Na de oorlog wilde men het pand nog gebruiken voor de opslag van de dumpjeeps, maar het pand bleek niet groot en efficiënt genoeg voor de opslag van de meer dan honderd Jeeps.
Sieberg had daarom dicht bij het Gemeentelijk Handelsentrepot twee grote loodsen gehuurd om de jeeps in op te slaan. Dit had als voordeel dat de invoerrechten pas bij aflevering aan derden verschuldigd waren. De dealers haalden daar de jeeps op en zorgden voor het transport naar hun bedrijf. Het duurde tot februari 1947 voordat de aanvoer van de nieuwe Willys Universal Jeeps op gang kwam. In Nederland werden deze jeeps bekend als 'vredesjeeps' (lees hier verder over de Jeep import van Sieberg).
Aankondiging van de 'Vredesjeep' op het pand van Sieberg
De overdracht van de Willys Universal Jeeps aan de Haagse Politie in juli 1949
In latere jaren werd ook de import gestart van Bradford bestelwagens, Thornycroft en Scammel transportvoertuigen en opnieuw de in Frankrijk geproduceerde Hotchkiss (personen- en vrachtwagens). Gedurende de jaren 1949-1952 importeerde Sieberg het Britse merk Jowett, zowel de Javelin personenwagens als de Jupiter sportwagens.
Henri Sieberg overleed in 1948. Het directeurschap was nog steeds in handen van L.F.J. Mählmeijer en deze zou dit volhouden tot vlak voor zijn overlijden in 1973 op 78-jarige leeftijd.
In de jaren 1953 en 1954 verviel het bestaande productenpallet voor Sieberg doordat Willys werd overgenomen door Kaiser Motors en dit merk werd al vertegenwoordigd in Rotterdam. Daarop werd de verkoop uitgebreid met de import van de automerken Rover, Land Rover en Alvis. Van het merk Deutz werden wiel- en rupstractoren geïmporteerd. Hiervoor werd een speciale landbouwafdeling in het leven geroepen, die in 1962 werd uitgebreid met de machines van het merk Fahr. Deze landbouwafdeling werd al snel in een pand in het Gelderse Ede ondergebracht. De import van Alvis stopte in 1968 toen de productie van personenauto's werd gestaakt.
Op de RAI van 1960 toonde Sieberg een Deutz D15 tractor waarin de millioenste luchtgekoelde Deutz-motor was ingebouwd
Op 1 mei 1970 werd British Leyland Nederland opgericht, waarna een aantal zelfstandige importeurs van Engelse auto's hun importeurschap verloren. Sieberg verloor daarbij Rover en Land Rover en dus een van haar hoofdinkomsten. Ruim drie maanden werd moeizaam geprobeerd te onderhandelen over het eventueel dealerschap van Sieberg voor de Randstad, maar volgens de (plaatsvervangende) directeur Peter Paul Engelen bleek een redelijke basis van samenwerking niet te verwezenlijken. Wel bleef het bedrijf nog enige jaren service en nazorg leveren van deze merken. De daarop volgende jaren slaagde men er niet in een groot importschap te verkrijgen en bleef het beperkt tot de kleinere merken als Marcos, Puma, Lotus en TVR. Wel ging men het agentschap aan van Citroën en BMW (bij de filialen in Weesp en Alkmaar). In augustus 1973 werd het agentschap Citroën ingeruild voor Mazda. Na een reorganisatie in begin 1975 verliet men het vertrouwde pand aan de Stadhouderskade 143 en werden de activiteiten samengevoegd in het (oude Van Genderingen) pand aan de Stadhouderskade 93. Van hieruit werd ook het agentschap van Mazda voortgezet.
Nadat de broer van H.C.L Sieberg, Karel W. L. Sieberg in juni 1978 was overleden, viel het op dat niet snel daarna een uitgebreide reclame campagne werd gehouden voor een uitverkoop met hoge kortingen. Niet lang daarna werd de ontmantelde automobielafdeling Amsterdam waarschijnlijk mede door de gevolgen van erfrecht kwesties gesloten en werden de activiteiten geconcentreerd op de landbouwafdeling van Sieberg, die statutair in Ede was gevestigd.
In 1989 werd deze Sieberg onderneming opgenomen in het Geveke-concern en nieuwe agenturen in de landbouwsector brachten bedrijf ertoe in 1991 het bedrijfspand in Ede te verruilen voor een moderner en ruimer onderkomen in Veenendaal. In 1997 werd gestart met de import van de Unimog. Voorraden en een gedeelte van het personeel werden toen overgenomen van Hoegen Dijkhof.
Ponholding kocht in 2002 een groot deel van Geveke, met name de Caterpillar activiteiten, waaronder ook Sieberg viel. Pon Equipment in Almere nam daarbij de milieu- & recyclingpoot van Sieberg over. In mei 2006 probeerde Reesink de landbouwactiviteiten van Deutz-Fahr van importeur Sieberg als onderdeel van PON over te nemen, maar deze onderhandelingen liepen stuk. Nog geen jaar later nam op 1 maart 2007 de Italiaanse tractorfabrikant Same het merk Deutz-Fahr van importeur Sieberg over van de Pon-holding. Vanaf deze datum verdween de naam Sieberg en ging het bedrijf verder onder de naam "Same Deutz-Fahr Holland BV." Het bedrijf, dat de tractormerken Same, Deutz-Fahr en Lamborghini importeerde, bleef slechts een korte tijd gevestigd in het Siebergpand in Veenendaal en verplaatste vervolgens de activiteiten naar Wijchen.