Tijdens het schrijven van mijn artikel over Omnia, dat in het herfstnummer van het Conam Bulletin werd gepubliceerd, stuitte ik op de naam van Jan Verhoeff. Hij was de man achter Autohuis Verhoeff, een autohandel en garagebedrijf in Rotterdam, waar veel auto’s van het merk Omnia werden verkocht. Reden genoeg om wat dieper in zijn geschiedenis en dat van zijn bedrijf te duiken.
door Rutger Booy
Johannes Jacobus Verhoeff (Jan) werd op 12 maart 1879 geboren in Woerden. Zijn vader was kruidenier. Jan kwam uit een groot gezin, hij had zeven broers en zussen. Een poosje na de geboorte van Jan verhuisde de familie naar Rotterdam. Na zijn schooltijd vond hij zijn eerste baan als slagersknecht bij slagerij Van Run in de Hoogstraat. Een baan waar hij op twee manieren profijt van zou hebben, zowel direct als op latere leeftijd. Jan bezorgde de bestellingen op de fiets en wellicht daardoor raakte hij al vroeg geïnteresseerd in de wielersport. Als negentienjarige begon hij in 1898 als amateur met deelname aan wedstrijden op het grote Haagsche Sportterrein en een paar jaar later, in 1901, werd hij beroepswielrenner. Als lid van de Rotterdamse club Pro Patria was Jan succesvol, hij werd onder andere kampioen van Zuid-Holland, eerst bij de amateurs en later ook bij de beroeps, waardoor hij behoorlijk wat bekendheid kreeg. Hij won de wedstrijd Rotterdam-Utrecht vv, zowel in 1900 als in 1902, en winst in een 24-uurs wedstrijd in Tilburg. In augustus 1902 een mislukte, maar heroïsche poging tot verbetering van Cordangs 100 km.-record en natuurlijk: Parijs-Roubaix in maart 1902, uitgevallen door pech, en Bordeaux - Parijs in mei 1902. In een krantenbericht uit de jaren vijftig valt te lezen dat Jan Verhoeff deze wedstrijd won en daarbij een auto cadeau kreeg. Hij zou daar zo van onder de indruk zijn geraakt dat hij besloot om in de automobielbranche te gaan. Helaas komt de naam van Jan Verhoeff nergens in de uitslagen voor, dus moet de conclusie zijn dat dit bericht een fabeltje is. De oorzaak hiervan was een bericht in De Telegraaf van 29 september 1902, waarin werd geschreven over een bijeenkomst van Pro Patria, waarin onder andere Jan Verhoeff werd gehuldigd vanwege zijn winst in Rotterdam–Utrecht dat jaar en die rit 'de Nederlandsche Bordeaux–Parijs’ werd genoemd.
Maar zijn belangstelling voor de motorwereld zal zeker zijn aangewakkerd door het feit dat de wieler- en motorwereld in die dagen in elkaar overvloeiden. Er waren natuurlijk de wielerraces 'met motorgangmaking’, waaraan Jan vanaf 1903 deelnam, maar tijdens wielerevenementen op wielerbanen werden er ook races gehouden voor motoren en zelfs voor automobielen, zoals tijdens wedstrijden op de baan van Maastricht waar Jan aan deelneemt op april 1901, en die eindigen met 'Automobielrace. Afstand 5 K.M. 25 ronden. 1. Hou Luik.' In 1906 rijdt Jan zowel als wielrenner als motorman: in augustus deelnemer bij wielerwedstrijden op Woudenstein in Rotterdam (zijn laatste), maar dan is hij in de eerste week van juli al deelnemer geweest bij de Automobielweek in Scheveningen.
Naast zijn talenten als sportman, hij was niet alleen wielrenner, maar ook een uitstekend schaatser, was Jan ook zakenman. De medailles en prijzen die hij had gewonnen waren mooi, al kocht hij daar niet zoveel voor. Daarom had hij een kleine rijwielzaak in het noorden van Rotterdam geopend. De winkel werd een succes en hij leverde zelfs fietsen aan de Gemeente Rotterdam en aan de Posterijen. Ook maakte Jan Verhoeff zelf fietsen, hij staat vermeld in het Rotterdams adresboek van 1909 als ‘J.J. Verhoeff, fabriek v. rijwielen, Sint-Janstraat 3-5’. Hij verdiende er goed mee en kon al snel een tweede zaak openen, dan weer genoemd als ‘rijwielherstelplaats’, aan de Goudschesingel 17b. Een broer van Jan kreeg de leiding over de oude zaak en zelf begon Jan op de Goudschesingel, naast de verkoop van fietsen, een handel in motorfietsen (Brennabor) en auto’s. Hij deed trouwens niet alleen de verkoop, daarbij gaf hij ook les, fietsles en auto- en motorrijles.
Sigaren uit België
Tevens verhuurde hij auto’s en in de meeste gevallen was dat een auto met chauffeur (Jan zelf), want de meeste mensen hadden geen idee hoe ze bijvoorbeeld een auto moesten aanslingeren. De verhuur had wel tot gevolg dat Jan er ook een paardenstal op na hield. Er was geen kraanwagen, dus als een auto het begaf moest die met een paard worden opgehaald.
Uit die begintijd stamt het verhaal dat een marktkoopman, die in sigaren handelde, bij Jan Verhoeff kwam om een auto te huren. Op dat moment stond er slechts één auto in de garage, zonder motor, die lag in onderdelen op de werkbank. “Hindert niet,” zei de marktkoopman, “zet er maar een paard voor en laat het stelletje naar de markt op de Goudschesingel brengen.” En zo gebeurde het. Jan was toch wel nieuwsgierig wat de marktkoopman met die motorloze auto ging doen en liep naar de markt. Daar zag hij de koopman boven op de auto staan. Er stond nogal wat publiek omheen, want een auto was nog een zeldzame verschijning. En dat was precies de bedoeling van de marktkoopman. Hij riep: “Ik kom zojuist met deze prachtige partij sigaren uit België, waar ik speciaal voor mijn geachte clientèle ben heen gegaan, want ik wist dat daar een meer dan schitterende partij sigaren voor bijna niemendal te koop was.” In korte tijd was hij uitverkocht, want het toegestroomde publiek vond het prachtig dat die sigaren per automobiel uit het buitenland waren gekomen. Het waren natuurlijk gewone Nederlandse sigaren.
Tandemduo
Vanwege een conflict met de Nederlandsche Wielerbond werd Verhoeff eind 1903 gediskwalificeerd als beroepsrenner en dat was voor hem de reden om te stoppen als beroepswielrenner. Toch liet hij zich een jaar later overhalen om een poosje in het circus op te treden. In het Circus Flevo, dat zijn tent had opgeslagen op het Stationsplein in Rotterdam, fietste hij tegen het Engelse tandemduo Max & Dohn. Dat gebeurde op een hometrainer, waarvan Jan zelf de rollen en de klok had ontworpen. Ondanks zijn eerdere diskwalificatie droeg Verhoeff het tricot in de nationale kleuren met de kampioenssjerp van de Zuid-Hollandse beroepsrenners. Het publiek vond het schitterend en het circus zat dan ook elke avond stampvol. Er werd geschreeuwd van opwinding, vooral als het tandemduo en Jan bijna gelijk lagen, wat te zien was aan de wijzers van de grote klok. Op een later tijdstip heeft hij het op de fiets ook nog opgenomen tegen een renpaard. Dat gebeurde op een ronddraaiende schijf, een soort draaimolen. Ook hier kwam een klok aan te pas.
Kinderwagen
Een van de mensen die autorijles kregen van Jan Verhoeff, was de zeventienjarige Belia Ros. En dat ging goed want in 1906 ontving zij als eerste vrouw in Rotterdam haar rijbewijs. Overigens waren de eerste rijbewijzen zeer eenvoudig. Er waren slechts twee categorieën en het verkrijgen van het rijbewijs was eveneens simpel, want een rijexamen bestond nog niet. Belia kreeg op 10 juni 1907 het provinciale nummer H-1566 toegewezen. Zij kreeg heel wat kritiek over zich heen, één van de kranten schreef dat een vrouw niet achter het stuur van zo’n monster thuishoorde, maar beter moest leren om op de juiste wijze achter de kinderwagen te lopen.
Die lessen kregen een vervolg, want Jan en Belia trouwden op 29 april 1908. Jan was toen 29 en Belia twintig jaar oud. Tien jaar later hadden ze acht kinderen, vijf dochters en drie zonen. De familie Verhoeff was katholiek en traditioneel; vader zorgde voor het geld, moeder voor de kinderen. Naarmate het gezin zich uitbreidde kwamen er ook een kinderjuf en een dienstbode bij. Dat kon, want het gezin had het financieel goed, niet alleen door de succesvolle zaken, ook vanwege de inkomsten uit diverse panden die Jan bezat en verhuurde. Het aantal winkels liep in die jaren op tot een stuk of vijf, waar Jan veel familieleden bij betrok. In één winkel zette hij zijn vader, in een andere zijn jongste broer en ook zijn zoons hebben voor hem gewerkt.
Woudestein
Naast een uitstekend automobilist was Jan ook een enthousiast motorrijder. Toen in augustus 1909 de Belgische vliegenier Jan Olieslagers op de grasbaan achter Woudestein (ook toen al de voetbalvelden van Excelsior) de eerste demonstraties gaf met een vliegtuig kwam Jan gelijk met het voorstel om het tegen hem op te nemen in een snelheidswedstrijd. Jan op de motor en Olieslagers in zijn vliegtuig. Helaas ging dat niet door, op de dag van de wedstrijd was het weer te slecht om op te stijgen. Van uitstel kwam afstel en hoewel Olieslagers nog wel probeerde om Jan over te halen ook te gaan vliegen, voelde hij daar niet veel voor.
Omnia
Tot zeker 1918, 1919 adverteerde Jan Verhoeff met onderdelen van het Nederlandse automerk Omnia. En niet alleen onderdelen, zoals bijvoorbeeld radiateurs, ook met tweedehands en zelfs ‘nieuwe’ Omnia’s. Dat lijkt vreemd, want de Omnia fabriek sloot al in 1912 z’n deuren. Hoe Jan Verhoeff daar aan kwam is niet bekend, maar er bestaat een link. Het pand Boezemsingel 228 had Jan gekocht van dhr. Van Berkel, directeur van Van Berkel’s Patent, een grote firma in snijmachines en weegschalen. De man was miljonair en woonde alleen in dat grote huis. Deze Van Berkel had de fabriekshal van het failliete Omnia opgekocht om daar de N.V. Eerste Nederlandse Kogellager- en Schroevenfabriek Enkes te vestigen. Hij kende Jan Verhoeff dus en heeft waarschijnlijk een gedeelte van de inboedel aan hem doorverkocht.
Boezemsingel
De verkoop van tweedehands automobielen breidde zich gestaag uit en toen Jan in 1915 het agentschap van nieuwe Overland automobielen erbij kreeg, werd het pand aan de Goudschesingel te klein. Er moest een nieuwe garage komen. Eind 1915 was het gezin aan de Boezemsingel gaan wonen, een brede straat met mooie tuinen en wat grotere huizen dan aan de Goudschesingel. In mei 1916 kocht Jan een aantal grotere panden aan de Boezemsingel, de huisnummers 228, 230 en 232 om daar een garage, een werkplaats, een kantoor en een showroom, te maken.
Van het pand 228 werd de begane grond en de eerste etage uitgebroken, waardoor een brede en hoge doorgang ontstond. De showroom kwam op de begane grond van de nummers 230 en 232. Het gezin Verhoeff ging zelf op de bovenste etages van nummer 228 wonen en de etages boven 230 en 232 werden verhuurd. Op de eerste etage werd een kantoorruimte gebouwd, van waaruit Jan de hele garageruimte kon overzien. De garage met wasplaats kwam in de grote achtertuin van het pand. Met betonnen vloer, elektrisch licht en veel glas in het dak. Op dat dak van de garage werd tussen de lichtkoepels een nieuwe tuin aangelegd, met speeltoestellen voor de kinderen. Er werd hard gewerkt en eind oktober, begin november 1916 werd het garagebedrijf officieel geopend. Het was een mooie, moderne garage met een oppervlakte van 446 m2. De entree was een marmeren hal met aan de zijkant het trappenhuis, dat liep van de kelder tot de derde verdieping. De garage was aanvankelijk onverwarmd, wat in de wintermaanden veel te koud bleek, zodat er later centrale verwarming kwam.
Om onder de auto’s te kunnen werken was een smeerkuil aangelegd. In de showroom was plaats voor de vier mooiste of best verkoopbare auto’s, drie op rij en één dwars. In de garage stonden de andere auto’s, dicht tegen elkaar.
Nieuwe auto’s
Inmiddels is de naam van het garagebedrijf gewijzigd in Autohuis Jan Verhoeff. Op de Conam website valt in het overzicht van auto-importeurs te lezen dat hij in 1924 importeur is de Franse Ariès automobielen, wat heel goed mogelijk is omdat het importeurschap vaak niet officieel geregeld was. Meerdere handelaren, net als van bijvoorbeeld Ford en Chevrolet, noemden zich importeur tot de fabrikanten dit goed regelden. Verder werden naast de tweedehandsauto’s door Autohuis Jan Verhoeff ook een aantal nieuwe auto’s verkocht. Waarschijnlijk dus de Ariès en ook nog steeds de Overland. Begin jaren dertig kwamen daar de merken Willys en Chevrolet bij plus een vrachtwagen, de Diamond T. Om die auto’s te bestellen werd een telegram naar Amerika gestuurd en het geld overgemaakt. Daarna werden de auto’s, meestal zo’n drie of vier tegelijk, verscheept met de Holland-Amerika-Lijn. Dan was er per auto nog een dag nodig om ze klaar te maken voor de verkoop. Daardoor waren de marges vrij klein en zeker begin jaren dertig tijdens de crisisjaren moest er geld bij. Dat het minder ging was te merken aan de advertenties. In 1928 en 1929 adverteerde Autohuis Jan Verhoeff nog uitgebreid in ‘De Auto’, na januari 1930 niet meer. Na die periode staan er advertenties in plaatselijke kranten en dan tot februari 1935 vinden we alleen nog kleine annonces in ‘De Spartaan’, het maandelijkse mededelingenblad van de Rotterdamse voetbal- en atletiekvereniging Sparta.
Autohuis Verhoeff had ook klanten in Nederlands-Indië. Families die voor langere tijd naar Nederland kwamen bestelden de auto al van tevoren. Jan maakte daarom zelf foto’s van de auto’s, die hij ontwikkelde en afdrukte in één van de wc’s die hij als donkere kamer gebruikte. Die interesse voor fotografie komt trouwens later weer terug in het leven van Jan. Hij stuurde de foto’s naar Nederlands-Indië met een beschrijving en de klant koos er dan één uit. Jan zorgde dat de auto klaarstond als de familie in Nederland aankwam. De auto werd verkocht met de verplichting die terug te kopen als de eigenaar terugkeerde naar Nederlands-Indië.
Crisis
Tijdens de crisisjaren moest Jan het over een andere boeg gooien, want een moeizaam lopende autohandel was niet zijn enige financiële probleem. In de tweede helft van de jaren twintig ging het in Duitsland na de eerdere inflatie economisch zeer gunstig. Jan had daar gebruik van gemaakt om zijn kapitaal bij onze oosterburen te investeren. Hij had diverse panden gekocht, bijvoorbeeld in Düsseldorf een groot pand waar doctoren en zakenlieden woonden. In Keulen, in de wijk Ehrenfeld, had hij panden in een tweetal straten. In de Philipsstrasse waren dat woningen en winkels, onder meer een wasserij. Ook in de Hanzemannstrasse bezat hij huizen. Daarnaast had hij ook een aantal effecten gekocht. Nadat in 1933 de NSDAP aan de macht kwam, met Hitler als aanvoerder, werden buitenlandse investeringen door de nazi’s geblokkeerd, zodat Jan zonder inkomsten kwam te zitten. De enige manier om bij dat geld te komen bleek om zelf in Duitsland te gaan wonen. In 1935 kwam de oplossing van dat probleem in de persoon van een Duitser, die geregistreerd stond als ‘halfjood’ en in Duitsland zijn leven steeds minder zeker was. Deze man was bereid om Autohuis Verhoeff en de panden aan de Boezemsingel over te nemen in ruil voor een aantal panden in Keulen. Daarop verhuisden Jan en Belia met hun vier jongste dochters naar Duitsland. De andere kinderen woonden al op zichzelf. Op zich een lastige beslissing om in die moeilijke tijd naar Duitsland te gaan, toch zag het gezin Verhoeff geen andere mogelijkheid. Jan, inmiddels 56 jaar oud, huurde een woning in een groot herenhuis in Keulen, aan de Niederländer Ufer. Wel behield hij zijn Nederlandse provinciale nummer H-986. Het nummer H-1566, dat op naam stond van Belia, werd op 18 augustus 1937 overgeschreven op Jan’s naam, omdat Belia vanaf die tijd geen auto meer reed.
Verhoeff Kommandit Gesellschaft
In Keulen moesten Jan en Belia opnieuw hun leven opbouwen. Jan had een idee gekregen voor een kiepwagen, waarvan de laadruimte hydraulisch kon kiepen, niet alleen naar achteren, maar ook naar links en rechts. Het lossen hoefde dus niet handmatig te gebeuren, wat enorm scheelde in de lostijd. Dat idee kwam trouwens niet van Jan zelf, maar van een monteur genaamd Kooyman. Deze had zich in de showroom aan de Boezemsingel gevestigd, nadat het gezin naar Duitsland was verhuisd. Deze Kooyman had het ontwerp van de kiepwagen al vrij ver ontwikkeld en Jan zag er wel wat in om deze kiepwagen in productie te nemen. Verhoeff en Kooyman werden compagnons en Kooyman verhuisde inclusief familie en machinerie naar Keulen. Daarnaast werd Jan door het naziregime verplicht om ook een Duitser tot compagnon te benoemen. Eind 1938 ging het bedrijf van start onder de handelsnaam ‘Verhoeff Kommandit Gesellschaft’. Inmiddels woonde ook George, een van de zonen van Jan, in Keulen. George ging voor zijn vader werken en werd een soort bedrijfsleider van de kipperfabriek, die gevestigd werd op de binnenplaats van een van de panden die Jan verhuurde in KeulenEhrenfeld, aan de Hanzemannstrasse.
Om de kiepwagens te kunnen demonstreren, moest er een prototype komen. Er werd een 1½-tons Chevrolet vrachtwagenchassis gekocht, waar eerst dubbele achterwielen op werden gezet, waarna de kipper werd opgebouwd. Maar door de op handen zijnde oorlog werd het materiaal schaars, alle grondstoffen waren bestemd voor het leger, en is het bij dit ene prototype gebleven. Nadat de oorlog begon werd al gauw duidelijk dat er geen klanten zouden komen voor de kiepwagen. In 1940 werd de fabriek gesloten en het prototype verkocht.
Paardenvlees
Door het uitbreken van de oorlog veranderden de omstandigheden van het gezin Verhoeff dramatisch. Terugkeren naar Nederland was geen optie, want daar hadden ze niets meer. Met name voedsel was beperkt verkrijgbaar, alleen paardenvlees bleek nog redelijk te betalen. Nu kwam Jan’s eerste baan als slagersknecht hem weer van pas, want daardoor wist Jan precies hoe hij paardenvlees moest roken in een speciaal daarvoor gemaakte kist, zodat het gezin geen honger leed. Verder was er natuurlijk gebrek aan van alles.
Ook werd het gezin zwaar getroffen door de geallieerde bombardementen. In 1943 werd het pand aan de Hanzemannstrasse, waar de kipperfabriek was gevestigd, na een treffer zwaar beschadigd. Een volgend bombardement in oktober 1944 verwoestte de fabriek volledig. Het woonhuis aan de Niederländer Ufer hield het, toch brandde dat aan het einde van de oorlog helemaal uit. Ook de panden in Düsseldorf en Keulen gingen verloren tijdens de bombardementen. Wel heeft iedereen van het gezin Verhoeff de oorlog overleefd.
Ook het pand aan de Boezemsingel in Rotterdam werd tijdens het bombardement van 14 mei 1940 zwaar getroffen. Het bombardement vernietigde bijna de gehele historische binnenstad van Rotterdam, inclusief het grootste gedeelte van de Boezemsingel en de omliggende straten, mede door de vele branden die ontstonden. De ‘halfjood’, die de zaak met Jan had geruild en de panden verhuurde, woonde zelf in Amsterdam en heeft daar de oorlog overleefd.
Kleurenfilms
Na de oorlog bleek dat Jan nog wat geld had, waarmee hij in eerste instantie opnieuw verder wilde gaan met de kipperfabiek, want hij had al in 1940 officiële toestemming gehad om na de oorlog een doorstart met het bedrijf te maken. Inmiddels was Jan 65 en daarom zag hij er tegenop opnieuw te beginnen en kwam er van dat plan niets terecht. Wel kwam een oude hobby om de hoek kijken. In die tijd waren de meeste foto’s nog in zwart-wit en Jan had gehoord dat er een nieuw procedé werd ontwikkeld om kleurenfilms op de markt te brengen. Dat was een project waar hij in geloofde en ook geld in stak. Uiteindelijk liep dat plan op niets uit en heeft het hem alleen maar geld gekost. Autorijden bleef wel zijn passie en dat heeft hij tot vlak voor zijn dood volgehouden. Hij was er dan ook erg trots op dat hij nog nooit een aanrijding had gehad. Jan Verhoeff overleed op 7 maart 1955 na een bloedvergiftiging. Hij werd in Keulen begraven.
Nadat Jan was overleden, ging Belia terug naar Nederland waar ze een woning kreeg met uitzicht op de Goudsesingel en waar haar oudste dochter Sofie nog een tijdje bij haar heeft ingewoond. Belia reed sinds 1937 geen auto meer, wel bezocht zij in 1960, samen met haar oudste zoon Jan, die ook een autoliefhebber was, het automuseum van Riemer in Driebergen. Daar is de foto gemaakt met de Spyker, waarop ze provisorisch Jan’s nummerbord H-986 had vastgemaakt. Belia Verhoeff-Ros overleed op 5 maart 1979 op 92-jarige leeftijd.
Bron: Voor dit artikel is in ruime mate gebruik gemaakt van ‘De eeuw van George Verhoeff’, in 2013 geschreven door Arnoud Houweling, over het levensverhaal van een zoon van Jan Verhoeff, die uitgebreid over zijn vader vertelde.
Verdere bronnen:
Archief RHC Rijnstreek en Lopikerwaard
Stadsarchief Rotterdam
Adresboeken Rotterdam 1909, 1914, 1917 en 1919
NCAD, diverse tijdschriften en artikelen
Auto Leven, artikel d.d. 3 mei 1916
Auto Leven, artikel d.d. 8 november 1916
De Auto, artikel d.d. 26 oktober 1916
krantenbericht, datum onbekend (foto opa verhoeff 2011)
krantenbericht, datum onbekend (foto opa verhoeff 2043)
Hogenkamp, George, Een halve eeuw Wielersport 1867-1917
Delpher, diverse tijdschriften en krantenartikelen
Website Sportuitslagen.org
Website Conam.info
Zonneveld, Wim