logo 1
Contactgroep Auto- en Motorrijwiel Historie

Brons, Appingedam

Brons. fabriek van scheeps- en stationaire motoren.

Jan-Brons-1Jan Brons werd geboren op 20 januari 1865 in het Groningse dorp Wagenborgen. Hij was de zoon van een timmerman-aannemer. Jan zou ook timmerman worden, maar in het bedrijf van vader Brons werden in de rustige winterperiode een aantal dorsmachines gebouwd waarmee men tijdens het seizoen als loondorser op pad ging. Daardoor kreeg het bedrijf steeds meer het karakter van een machinefabriek. De jonge Jan hielp mee in het bedrijf en kreeg zoveel interesse in de machines dat hij besloot zelf een motor te gaan bouwen.
Zijn eerste pogingen hiertoe dateerden van omstreeks 1890. Enkele jaren later, waarschijnlijk in 1893, was de eerste krachtbron gereed. De bedoeling was dat de motor op petroleum zou lopen, maar dat lukte niet. De oorzaak bleek een verkeerde vertaling uit een Engels boek, waarbij het woord 'petrol' werd vertaald door 'petroleum'. Toch kreeg hij het voor elkaar de machine op petroleum te laten lopen.

Jan-Brons-818-19332-1

In 1899 kreeg Jan Brons opdracht van de heren G. S. Jager en J. Wolting een motoromnibus te bouwen die op de weg tussen Beilen en Emmen zou worden ingezet. Het voertuig werd voorzien van een carrosserie die een kopie was van de gebruikelijke paarde-omnibus. De koets had een eigen gewicht had van circa 1500 kg, bood binnenin plaats aan acht personen en ook naast de bestuurder konden nog twee mensen plaats nemen. Op het dak bevond zich een imperiaal waarop vracht kon worden vervoerd. Lengte en breedte bedroegen respectievelijk 3.25 en 1.70 meter. De grote achterwielen en kleine voorwielen hadden ijzeren banden met een breedte van 12 cm. De horizontale petroleummotor motor leverde een vermogen van 8 pk en kon het voertuig een snelheid geven van 5, 10 en 15 km per uur.

De eerste proefrit met het nieuwe voertuig verliep niet onbevredigend, zij het dan dat onderweg de gebruikelijke kleine problemen moesten worden opgelost. Zo kampte men met een slippende riem van de transmissie, een kwaal die gemakkelijk was op te lossen nadat bij de kruidenier een pond stroop was gehaald waarmee de riem werd bewerkt.
De aflevering van het voertuig in Beilen leverde meer moeilijkheden op. Onderweg bleek namelijk dat in Assen een veemarkt werd gehouden zodat men de normale route niet kon volgen. Bij het keren van de wagen kwam een van de wielen in een droge greppel terecht, waardoor het voertuig omsloeg. Persoonlijke ongelukken deden zich niet voor en toen het geheel weer met vereende krachten overeind was gezet, kon de reis worden voortgezet. Nadat even verderop nog een gesloten tolhek was gekraakt -de bestuurder had het door de invallende duisternis te laat opgemerkt- werd Beilen in de avond bereikt.

De opdrachtgevers wilden dat er nog meer proefritten werden gemaakt voordat de wagen in de lijndienst kon worden ingezet. Tijdens één van deze ritten met vijf inzittenden en 500 kg daklading begaf een van de veren het. De heer Jager gaf Brons de raad de wagen terug te brengen naar de fabriek om de houten wielen met ijzeren banden te vervangen door luchtbanden. Van deze ombouw kwam nooit meer iets terecht en het voertuig bleef daarna nog enige jaren in een hoekje van de fabriek staan. Nadat omstreeks 1906 de motor eruit was gesloopt en verkocht, zou het busje nog geruime tijd dienst hebben gedaan als paarde-omnibus op de lijn Termunten-Delfzijl.

(klik op de foto hierboven voor een vergroting)

Bij Brons werkte Jan Dopper als baas van de draaierij. Op zijn initiatief werd in 1903 een motorrijwiel gebouwd, zie verder onder Dopper.

Rond die tijd ging Brons zich bezighouden met de door Rudolf Diesel ontwikkelde Dieselmotor. Jan Brons wilde de problemen oplossen die Diesel ondervond om de brandstof in de verbrandingsruimte goed te verstuiven, en daarbij Diesels patenten op geheel eigen wijze omzeilen. Hij bedacht en maakte een zogenaamde verstuiverbak, in de vorm van een zuigertje met geperforeerde bodem, dat in een apart cilindertje, gelegen in de cilinderkop boven de verbrandingsruimte, op en neer moest bewegen. Hierdoor zou de brandstof fijn verstoven worden na de inspuiting. De verstuiverbak liep al na enkele slagen vast, maar toch bleek de motor te werken. Zo werd de indirecte dieselinspuiting met voorkamer uitgevonden. Deze motor, welke hij in 1907 patenteerde, noemde hij de verstuiverbakmotor, ook bekend als "bakjesknapper". De vraag naar deze motor was zo groot dat men besloot een geheel nieuwe fabriek te bouwen aan het Damsterdiep in Appingedam. Op 1 april 1907 startte de Appingedammer Bronsmotorenfabriek met 47 man personeel. Brons zou zich van dan af aan bezighouden met de ontwikkeling van motoren, met name voor scheeps- en stationaire doeleinden. De fabriek, waarvan Jan Brons de oprichter en directeur was, leverde over de gehele wereld. Als directeur was hij vooruitstrevend door het oprichten van het fonds 'Steunt Elkander' dat ver voor de introductie van de Ziektewet zorgde voor de financiële ondersteuning van zijn arbeiders bij ziekte.

Jan-Brons-818-662

foto hierboven: Brons' motorenfabriek, rechts de oude fabriekshal, links op de voorgrond nieuwbouw, met sheddak ca. 1925

Jan-Brons-818-675

Foto hierboven: interieur Brons' motorenfabriek, de heer Jan Brons poseert bij een scheepsmotor in 1930

Tot circa 1930 werden geen pogingen meer ondernomen om zich weer op het vlak van de automobiel te begeven. De crisisperiode bracht daarin echter verandering. De economische moeilijkheden deden zich ook bij Brons gelden. Orders bleven uit en in 1931 dreigde het bedrijf failliet te gaan door te hoge productiekosten. Toen de afvloeiing van een groot aantal werknemers (van ruim 300 in 1929 tot 160) niet voldoende resultaat had, stelde Brons de overige werknemers voor de keuze: of 25% minder loon of sluiting van het bedrijf. Dit werd boos ontvangen door de vakbonden, maar de werknemers stemden in en het bedrijf kon weer concurrerend werken. In de jaren van de Wederopbouw werkten bijna 450 mensen bij het bedrijf.

Alles werd in het werk gesteld om het afzetgebied te vergroten. Zo maakte Ir. T.J. Brons, een zoon van Jan Brons, in de zomer van 1933 een reis naar Engeland om na te gaan hoe dat met de vooruitzichten van de dieselmotor voor automobielen in dat land gesteld was. Hoewel deze reis geen directe baten opleverde, werd toch een begin gemaakt met de ontwikkeling van een dergelijke krachtbron. In 1934 werden een klein aantal 4-cylinder hogedrukmotoren met een vermogen van 60 pk. voor inbouw in automobielen gebouwd.

Jan-Brons-2In het voorjaar van 1935 werd de Brons motor ter verdere beproeving in een vrachtwagen ingebouwd. Het resultaat van deze proefnemingen was, dat een kleine serie van deze motoren werd opgezet. Om grotere series te kunnen bouwen zouden echter ingrijpende voorzieningen en grote investeringen nodig zijn. Het geld om het project succesvol uit te bouwen kwam er niet. Enkele van deze motoren zijn verkocht, o.a. aan de Damster Autobus Maatschappij In 1936 werd definitief een streep onder de auto-activiteiten gezet.





Jan-Brons-3Een van de motoren werd ingebouwd in een landbouwtrekker (klik op de foto voor een vergroting)

In 1957 werd het 50-jarig jubileum gevierd en kwam ook het gedenkboek "Volle Kracht Vooruit" uit waarin de eerste 50 jaar prachtig werd beschreven.

Vanaf 1971 werkte Brons, Bolnes en de Industrie samen in de Nederlandse Motoren Combinatie, helaas trok Bolnes zich terug zodat de ontwikkeling van de TurboDiesel motor gedaan (en betaald!) moest worden door Brons en Industrie. In 1975 was er in totaal 500 man in dienst. Dit was het personeel van beide fabrieken aangezien er ook op beide locaties werd gebouwd. In het jaar 1976 fuseerde Brons met Industrie uit Alphen a/d Rijn, maar de ziel was er toen al uit.

De fabriek werd in 1989 overgenomen door het Amerikaanse bedrijf "Waukesha" die onder zijn eigen naam motoren maakte in Appingedam. In december 2004 werd de motorenproductie gestopt en de onderdelenleveringen voor Bronsmotoren verkocht. Hiermee kwam een einde aan honderd jaar motoren bouwen in Appingedam.

Jan-Brons-5Jan Brons speelde een sleutelrol in het industriële leven van Appingedam, maar tot zijn dood bleef hij ook bezig aan de tekentafel. Hij overleed 9 februari 1954 op 89-jarige leeftijd.

 

javaan-brons-lindeteves-1

In het Rijksmuseum te Amsterdam staat dit beeld gemaakt door Marinus Hack. Een Javaanse jongen in kleermakerszit kijkt bewonderend naar een Brons-dieselmotor in zijn schoot. Het staat symbool voor de koloniale expansie. Het beeld stond vanaf 1914 bij de ingang van het gebouw van de firma Lindeteves-Stokvis, die onder andere dieselmotoren naar Nederlands-Indië exporteerde. Het beeld behoort tegenwoordig tot de collectie van het Rijksmuseum.

javaan-brons-lindeteves-2Detail van het beeld. De schuine carterhelften en de cilinder met kop komen aardig overeen met het 1910 model.

 

Bronnen:

Heldt, B.H.: 80 jaar Nederlandse Automobielindustrie, 1976
Wallast M.: Historisch overzicht van de Nederlandse Automobielindustrie, 1979
Lammerse, Jan: Autodesign in Nederland, 1993
N.N.: artikel in het Nieuwsblad van het Noorden, 10 november 1976
De website: www.bronsmotor.com/
Wikipedia: lemma Jan Brons

Foto's collectie Groninger Archieven