In 1898 werd in Groningen de 'Groninger Patent-motor-rijtuigen Exploitatie' opgericht, onder leiding van de heer Johannes. van Dam Jr. die zowel directeur als chef-constructeur was. Johannes van Dam junior was de zoon van een kassier en vond zijn eerste klanten binnen de familiekring. Volgens een brief, gedateerd 10 april 1899 zou hij al anderhalf jaar daarvoor een 'dogcart' geleverd hebben aan de heren J. van Dam & Zoon, Kassiers en effectenhandelaar te Groningen.
Johannes van Dam was de eerste automobilist die de in 1898 verplichte geworden rijvergunning aanvroeg. Hij kreeg rijksnummer 2, zijn broer Willem Allard van Dam kreeg rijksnummer 1.
De eerste auto's die Van Dam in 1897 afleverde maakte hij niet zelf. Het waren uit Duitsland afkomstige Lutzmann Patent automobielen. Met de aflevering van deze auto's raakte Van Dam echter in de problemen toen Lutzmann in 1898 door naaimachine- en rijwielfabrikant Opel werd overgenomen. De aflevering van een door distillateur Van Kleef uit Den Haag bestelde auto onderging vertraging. Uit een briefwisseling tussen Van Dam en Van Kleef is tussen de regels door te lezen dat de auto daarom naar het systeem Benz' in Groningen gefabriceerd werd. Een foto van deze auto toont aan dat in ieder geval het voor Lutzmann kenmerkende krullende smeedwerk is overgenomen.
Een jaar later, op de Rai-tentoonstelling in maart 1899, exposeerde de 'Groninger Patent-motor-rijtuigen Exploitatie' twee automobielen, een 2½ pk dos-à-dos voor vier personen en een 4 pk. Eveneens voor vier personen. De 2½ pk wagen had een luchtgekoelde motor en elektrische ontsteking, terwijl de watergekoelde 4 pk wat zwaarder was uitgevoerd en een snelheid van 25 km./uur kon halen. Deze wagen woog slechts 800 kg. De auto's stonden opgesteld in een zijzaal. Door de pers werd er wel aandacht aan besteedt, maar er bestaan geen afbeeldingen.
Tijdens de tentoonstelling verklaarde de heer van Dam dat deze automobielen geheel eigen fabricaat waren en daardoor dus zijn 2½ pk dos-à-dos de eerste en het 4 pk model de tweede geheel Nederlandse auto was. Waarschijnlijk bedoelde hij daarmee dat hij de eerste was die in Nederland een auto maakte met een benzinemotor van eigen fabricaat, want twee jaar eerder was Eysink met een auto gekomen, maar die maakte gebruik van een Benz-motor. Dit was overigens de eerste en tevens laatste deelname van de 'Groninger Patent-motor-rijtuigen Exploitatie' aan de Rai-tentoonstellingen.
In 1899 waren er problemen ontstaan met de gemeente Groningen over een illegale verbouwing die nodig was voor fabricage en benzineopslag. Hierop vroeg Van Dam een vergunning aan voor het bouwen van een nieuwe autofabriek in de Muurstraat en een depot voor benzine aan het Hoornsediep. Volgens zijn plan bleef het kantoor aan de Guldestraat. De bouwvergunning werd wel verleend maar tot de bouw van de fabriek is het niet gekomen.
In 1900 werden de begrippen 'Patent' en 'Exploitatie' uit de naamgeving geschrapt en noemt Van Dam zijn bedrijf 'Groninger Motorrijtuigen Fabriek'. De fabriek omvatte op dat moment overigens weinig meer dan een kantooradres en diverse kleine werkruimtes in de binnenstad. In het pand Oostersingel 5 werkte hij waarschijnlijk samen met de Groningse rijtuigbouwer Drukker. De onderstaande foto heeft lang bekend gestaan als een afbeelding van het interieur van de Groninger Automobielfabriek, daarna dacht men dat dit de rijtuigmakerij van Drukker was, maar later onderzoek heeft uitgewezen dat dit de fabriek van Lutzmann was. (Klik op de foto voor een vergroting).
Gezien het 'grote' aantal auto's in deze fabriek is het ook niet logisch dat dit het interieur van de Groninger zou kunnen zijn, want tegenwoordig wordt aangenomen dat er niet meer dan drie auto's zijn gebouwd, de twee die op de RAI-tentoonstelling hebben gestaan plus nog een die is afgeleverd aan dhr. van Kleef uit 's-Gravenhage, die hierop het rijksnummer 80 kreeg.
Ook in 1899 had de Groninger Motorrijtuigenfabriek de opdracht gekregen voor de bouw en levering van twee autobussen voor de Hollandse Automobielmaatschappij Mij. te Delft. Volgens de tekening zouden die met houten wielen en stalen banden worden uitgevoerd, maar de H.A.M. wilde luchtbanden op de bussen. Van Dam ging daarmee akkoord, tot bleek dat de H.A.M. daar niet extra voor wilde betalen. Dit leidde tot een rechtszaak, waarbij Van Dam in het ongelijk werd gesteld en werd veroordeeld tot de kosten van het proces plus een schadevergoeding van f 6447,57. Dit bedrag kon de Groninger Automobielfabriek niet meer opbrengen omdat daarnaast de schuld bij Van Dam senior en bij drieënzestig andere crediteuren tot f 63.770,65 was opgelopen. Dit betekende het einde van de fabricage en van de financiële reserves. Op 1 juni 1900 werd het faillissement uitgesproken.
Advertentie in "Nieuwsblad van het Noorden". Groningen, 27-02-1900:
Gerechtelijke Verkoop.
Op Woensdag 7 Maart e.k., des voormiddags 10 uur, zullen, voor en in de behuizinge in de Heerestraat no. 33, publiek, a contant, worden verkocht:
1. Eikenh. Ameublement met rood trijp, Gaskroon, Spiegels, gebogen Stoelen, Vurenh. Kast, party Boeken, Schilderijen. Lessenaars, Kachels, Gordijnen, Teekentafel, vast Kleed, Vaten, Kisten, enz., enz.
2. Twee Gasmotoren, drie Dynamo's, Electromotor, dubbel werkende Stoompomp, Accumulatoren, Knalpotten, Electrische Batterijen, Electrische Ventilators, Schakelborden, Aambeeld, Smidsvuur, partij Gereedschappen, Gloei- en Booglampen. enz., enz.
3. In de Guldenstraat te Groningen:
Een Motor-Tweewieler,
een Motor, 8-4 paardenkrachten en eenige Acetyleen- en Petroleumlantaarns en Fietspomp.
4. Daarna in het Pakhuis in de Muurstraat te Groningen: 2 Onderstellen voor Automobielen. Motorwagens, ged. afgewerkt, ijzeren Draaibank, Trammissie met Riemschijven, partij Onderdeelen voor Automobielen. Boormachine, complete Petroleumgasgloeilamp, partij Sleutels en modellen. Dommekracht, Wagenwip, Petroleummotor, Rijtuigschroeven.
complete Hydraulische Pers,
Rijtuigveeren, Bankwerkgereedschappen, Bankschroeven, Accumulatoren, Automobiel kettingen, houten Schragen, Riemschijven, leeren Riemen, partij IJzerwerk en Geleidraad, enz. enz.
5. Eindelijk in een pakhuis in de Westerhavenstraat: 2 Bovenstellen voor boven omschreven automobielen en 6 houten Schragen.
Een en ander in beslag genomen bij proces-verbaal van mij, deurwaarder, ten laste van den heer J. VAN DAM Jr. te Groningen. KIPPENBROEK, deurw.
Waarschijnlijk heeft het bedrijf daarna een 'doorstart' gemaakt, want 25 maart 1901 vroeg Van Dam opnieuw een rijvergunning aan voor het rijden met een tweecilinder vijftienpersoonsomnibus. Wellicht ging het hier om de omnibus die aanvankelijk voor de H.A.M. uit Delft bestemd was. Deze omnibus woog circa 1500 kilo en reed in de drie versnellingen respectievelijk 6, 12 en 18 km/uur.
Het gemeentebestuur vraagt aan van Dam op 4 april 1901 met welk doel hij met deze omnibus wil rijden, op welke tijdstippen en op welke wegen. Van Dam antwoord (samengevat) dat hij gedurende 1 maand hoogstens 3 proefritten in de week wil maken met deze omnibus, zonder passagiers.
De Kampioen van 26 april 1901 meldde dat de route, nu bij wijze van proefrit, toch gereden werd. Volgens het bericht ging het om een motoronderstel en moest het koetswerk nog afgemaakt worden. Onderstaand verslag van de rit viel op 5 april 1901 te lezen in Het Nieuwsblad van het Noorden:
"Gisterenmiddag had er een keuring plaats, zooals deze voor vervoermiddelen, door mechanische kracht voortbewogen, volgens raadsverordening door Burgemeester en Wethouders binnen de gemeente Groningen is voorgeschreven.
Het betrof hier een motorwagen voor een dienstgewicht van plm. 2000 K.G., vervaardigd door de Groninger Motorrijtuigenfabriek, ingenieur J. van Dam Jr.
Na eenige tochten door de hoofdstraten werd naar buiten gereden, de Viaduct over en den Heereweg op. Het oprijden zoowel als later de afrit van de Viaduct was zeer gewichtig, daar het hier op de machinerie aankwam, om te toonen of alles wel goed en stevig in elkaar zat. Zonder moeite liep de wagen de helling op en bleken ook bij het afdalen de remmen solide en sterk genoeg te zijn gemaakt.
Verder op den Heereweg werd in versnelden gang gereden tot 18K.M. per uur. Halfweg Haren gekomen was het echter door het noodweer van dien middag voor den bestuurder en de medepassagiers, waaronder de hoofdman der brandweer, niet aanlokkelijk om nog verder door te rijden en werd gekeerd. Behalve storm en regen had echter de rit goed voldaan.
Door eenige verdere opgaven van den heer J. van Dam Jr. zijn wij in staat gesteld hier eenige meerdere bijzonderheden omtrent deze te laten volgen. Het doel is om dit onderstel te gebruiken voor motortrammen. Het was hierbij een nog al zeer bezwaarlijke uitvoering, daar de geheele machinerie in het onderstel moest komen te liggen, en daarbij mocht het raam, waar naderhand het bovenstel op komt te staan, niet te ver van den grond komen, om het zijdelingsche instappen niet te bemoeilijken. Een en ander is echter naar genoegen uitgevallen. De machine voor de drijfkracht heeft 15 motorpaardekrachten en geeft 3 verschillende snelheden voor vooruit en 1 voor achteruit. De twee cilinders zijn tegenover elkaar geplaatst. Hierdoor is de heen en weer gaande beweging en tevens het schudden, dat anders zeer zeker het geval zoude zijn als de machine met vollekracht liep, geheel opgeheven en voelt men niet de minste beweging. Met het oog op de goedkoope drijfkracht zij nog vermeld dat het verbruik per uur van deze dubbele motor van 15 paardekrachten bij volle kracht 3.5 liter gezuiverde petroleum bedraagt of 2.3 cent per Kilometer.
Verder werd ons nog gewezen op de eigenaardigheid dat deze motortram-onderstellen zich leenen om er een wintertram met verwarming van te maken. Des zomers kan men dan de dichte tram afnemen en tegen een open tram verwisselen. Hierdoor spaart men dan tevens ook aan materiaal. Spoedig hopen wij over deze motortrams verdere bijzonderheden te kunnen mededeelen."
Het is er waarschijnlijk niet meer van gekomen, want de rijvergunning werd geweigerd door het gemeentebestuur omdat men concurrentie voor de paardentram vreesde. Het verzoek wordt op 15 april 1901 afgewezen: "Overwegende dat voor de veiligheid van het openbaar verkeer en voor de toestand van onderscheidene wegen en straten, nadelige gevolgen zouden zijn te duchten".
Van Dam heeft zich, wellicht financieel gesteund door zijn familie, nog enkele jaren met auto-experimenten beziggehouden, maar van fabricage of verkoop was geen sprake meer, hoewel er in 1905 nog een auto aan een inwoner van Rasquert zou zijn geleverd.
In het voorjaar 1907 vertrok de toen 35-jarige Johannes van Dam naar Den Haag, maar wat hij daar deed is niet bekend.
Tekst Rutger Booy met gebruikmaking van onderstaande bronnen:
Nieuwsblad v.h. Noorden, diverse advertenties 1901 en 1904
Jong, Sicco de: Geschiedenis eener Nederlandsche Vereeniging, 1968
Heldt, B.H.: 80 jaar Nederlandse Automobielindustrie, 1976
Wallast M.: Historisch overzicht van de Nederlandse Automobielindustrie, 1979
Lammerse, Jan: Autodesign in Nederland, 1993
Groningen, Hans van: 'De introductie van de auto in Groningen', artikel in het Conam Bulletin 4-1 van mei 1994
Groningen, Hans van: artikel in Tuf-Tuf (januari 1974)
Groninger Archief
Jac. Stienstra