Fabrikanten (beschrijvingen)
Vliegtuigauto van Cazemier
Uit Trouw, 4 april 1955:
“Ik heb graag iets, wat een ander niet heeft. Daarom bouwde ik in veertien maanden een auto, die ik in augustus 1952 voltooide. Toen ik me er de eerste keer mee op de weg vertoonde, zag ik een auto rijden met ongeveer gelijke vorm. Nog dezelfde maand ben ik begonnen aan een nieuwe auto, waarmee ik begin mei aanstaande denk klaar te zijn."
Übel Cazemier, een veertigjarige carrosseriebouwer. Bijna drie jaar heeft hij vrijwel iedere avond gezwoegd in zijn werkplaats aan de verkeersweg van Assen naar Groningen, even buiten de Drentse hoofdstad. Gebouwd, aan een auto zoals niemand ter wereld die heeft (tenminste, dat hoopt hij!). Een wagen met een lengte van ongeveer 4½ meter en die de vorm heeft van een vliegtuig. Wie nu denkt, dat hij hier te doen heeft met een “kastje op wielen en een motor er in” is er volkomen naast.
Want niet zonder reden heeft Cazemier zo lang aan het voertuig gewerkt. Een voorbeeld? Wel, drie maanden is hij bezig geweest met het afstellen van de stuurinrichting. Met een bewonderenswaardige dosis geduld heeft hij een feilloze elektrische installatie gemonteerd, al experimenterend en zijn eigen ideeën hierin verwerkend. Met behulp van een oliedruk-installatie heeft hij weten te bereiken dat na het overschakelen van de versnelling de koppeling zonder meer kan worden losgelaten, iets bijzonders. Het werk is nu bijna voltooid. De wagen moet nog worden opgespoten en “de kinderziekten moeten er nog even worden uitgehaald,” zegt Cazemier.
In de auto- en sloperswereld heeft hij vele bekenden. Zo wist hij dan ook door vier, vijf keer te ruilen een motor op de kop te tikken, waarop de verkoper zestig gulden wilde toebetalen. Een motor voor niets en zestig gulden toe...
In de jaren, dat Cazemier met het bouwen van de auto bezig was, had hij doorlopend veel bekijks. Ze begrepen hem niet. Anderen hadden waardering voor zijn werk. Ze wisten, dat de stoere werker “iets om handen” moest hebben. “Ik kan niet stilzitten,” zegt Cazemier. “Liever zal ik, wanneer de auto klaar is op een vrije zaterdagmiddag er nog een en ander aan verbeteren, dan ritjes gaan maken!”
“U zult tevoren Uw plannen wel uitvoerig op papier hebben gezet,” vragen we.
“Welnee,” weerspreekt Cazemier, “'t Zat allemaal hier”, naar zijn hoofd wijzend. Hij heeft er nooit voor gestudeerd. Dertien jaar was hij, toen de schooldeur zich voorgoed achter hem sloot. Eerst als smidsknecht, daarna in 1948 als carrosseriebouwer probeerde hij in de praktijk zoveel mogelijk op te steken. De rest leerde hij in zijn vrije tijd aan zijn werkbank. De “vliegtuig-auto”, die nu bijna is voltooid is de kroon op Cazemiers pionierswerk. Met gepaste trots toont hij ons alle onderdelen van de wagen. Hij gaat zitten op de voorste van de drie achter elkaar gemonteerde zitplaatsen en legt ons uit hoe de apparatuur werkt. Drie plaatsen, één voor z’n vrouw, z’n dochter en zichzelf. “Ziezo”, zegt hij, uit de wagen stappend. “Hij is nu bijna klaar. Een paar dagen geleden heb ik 'm al even geprobeerd. Ik kon ‘scheuren’ zoveel ik wilde, maar hellen deed-ie niet. Als de wagen helemaal voltooid is, zal ik wel zorgen, dat ik weer iets anders te doen krijg, want stilzitten ligt me niet.”