In april 1918 wordt middels een advertentie een zespersoons Toer-Electromobiel in landaulette uitvoering aangeprezen. Alles zou Nederlands fabricaat zijn en Blijdenstein beroemd zich op een netwerk van laadstations door het hele land. Wie de advertentie leest krijgt de indruk van doen te hebben met een fabrikant die grote productieaantallen aankan. Er is sprake van een levertijd van twee maanden en permanente aanwezigheid van reserveonderdelen in het magazijn aan de Amsterdamse Sarphatistraat. Blijdenstein wilde met zijn Electromobiel het automobilisme, dat door benzineschaarste tijdens de Eerste Wereldoorlog stagneerde, nieuw leven inblazen.
Uit een reportage in ‘De Auto’ blijkt dat de Toer-Electromobiel te vergelijken is met de Atax, de Amsterdamse elektrische taxi. De aandrijving zou met twee elektromotoren, die Blijdenstein net als de accu’s zelf wilde gaan fabriceren, op de voorwielen plaatsvinden. De verwachting wordt uitgesproken dat de eerste auto’s begin mei 1918 geleverd kunnen worden. Van het project is vervolgens niets meer vernomen. Het is niet bekend of er Toer-Electromobielen zijn geleverd en verkocht.
Twee maanden na het artikel in ‘De Auto’ adverteert Blijdenstein met een serie van vijf Overland auto’s en een Germain, die door hem tot 5 à 6 pk elektromobielen zijn omgebouwd. Ook biedt hij drie Ataxen aan met een à 5 pk elektrische aandrijving, en de benzinemotoren die hij na het ombouwen heeft overgehouden. Over zijn eigen product wordt niet meer gerept.
Bron: Lammerse, Jan: Autodesign in Nederland. Uitgeverij Waanders, 1993, ISBN 90.6630.372.7