De familie Jongerius woonde in de Bastiaanshof, een boerderij aan de kanaalweg te Utrecht. Jan Jongerius werd geboren in 1888 als het zesde kind van deze familie. Hij begon zijn carrière in de groentehandel van zijn vader. Het bedrijf leverde groente en fruit aan de vele kazernes in Utrecht en omgeving. In 1920 nam hij het bedrijf van zijn vader over aan het Merwedekanaal, dit kanaal was nog niet zolang geopend, pas in 1892 werd het geopend voor de scheepsvaart. Hoewel het kweken van groente en fruit zijn belangstelling bleef houden, maakte hij een ommezwaai naar het verkopen en maken van vervoersmiddelen.
In 1920 begon de gemeente Utrecht met de aanleg van een industriehaven. Of dit inzicht hem inspireerde weten we niet, maar feit is dat Jongerius het vervoer van zijn agrarische producten inwisselde voor het vervoer van andere zaken op zijn kar, zoals petroleum. Hij moet op een bepaald moment tot het inzicht gekomen zijn dat zijn toekomst lag in een combinatie van petroleum vervoer en alles wat daar mee te maken had.
Binnen afzienbare tijd vertrok Jan Jongerius naar Amerika, waar hij contracten afsloot met Ford en Texaco. Hierdoor kreeg hij de bijnaam Jan Ford. Zeker is dat Jongerius na terugkomst uit Amerika een bedrijf opbouwde dat tot het eind van de jaren dertig was uitgegroeid tot een imperium. Hij werd in 1925 dealer van Ford en werd de grootste Ford dealer van Nederland met onder andere garages in Utrecht, Amsterdam en Arnhem.
Jongerius bezat later in heel Nederland benzinestations (Texaco) en fabriceerde auto’s, touringcars en vrachtwagens en zelfs caravans, maar ook talloze andere producten die met vervoer te maken hebben. Op ingekochte onderstellen en motoren werden specifieke voertuigen samengesteld, in die tijd was de T-Ford daar bijzonder geschikt voor. Op een gegeven moment had hij meer dan 700 man in dienst. Hij was daarmee een van de grootse werkgevers in Utrecht. Hij bouwde zijn bedrijf eigenhandig op, letterlijk want bij zowel zijn bedrijfsgebouwen als zijn woonhuis kwam er (bijna) geen architect aan te pas.
Aan de Kanaalweg 64, het voormalige terrein van de familiekwekerij in Jutphaas verrezen fabriekshallen waarin o.a. carrosserieën werden gebouwd. Hij bouwde het bedrijf uit met meerdere vestigingen in Nederland. Jan Jongerius en zijn familie waren katholiek en hij droeg dat ook uit in zijn personeelsbeleid, in zijn charitatieve activiteiten en in zijn eigen leven. Toen hij zijn villa bouwde, maakte hij daarin ook een huiskapel en van zijn tien kinderen waren er twee actief in Afrika, een werd daar kloosterzuster en een zoon werd pastoor.
Jan Jongerius overleed in 1941 op 52-jarige leeftijd. De schok was groot en de uitvaart kreeg veel aandacht in de pers. Maar wie moest het bedrijf overnemen? De zonen waren nog niet ervaren genoeg om hun vader op te volgen en dus werd zijn broer tot hoofd van het bedrijf benoemd. Deze Nicolaas Jongerius had tot nu toe een garage en een benzinestation aan de Leidseweg in Utrecht onder zijn hoede.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog behoorde Jongerius bij uitstek tot een tak van industrie die de Duitsers graag inlijfden ten behoeve van hun oorlogsindustrie. De familie moest noodgedwongen het woonhuis en bedrijf verlaten door een vordering van de bezetter. Jongerius moest wel actief werkzaam blijven, het bedrijf maakte onder andere vliegtuigmotoren en geschut. Dat is hem direct na de oorlog niet in dank afgenomen, het bedrijf werd beschuldigd van collaboratie. Al snel bleek na diverse petities van goede bekenden, dat de fabriek tijdens de bezetting een dekmantel was geweest voor verzetsactiviteiten. Dankzij de diverse getuigenissen ten gunste van Jongerius werd de verdenking van collaboratie weer opgeheven en mocht het bedrijf voortgaan.
In 1945 werd op het terrein een klein monument opgericht ter nagedachtenis aan drie werknemers die omkwamen door het mislukken van een illegaal wapentransport en aan twee werknemers die omkwamen tijdens een bombardement in november 1944. Na de oorlog ging het bergafwaarts met het bedrijf. Morris importeur Molenaar startte in 1948 in de van Jan Jongerius gehuurde fabriek met de assemblage van Morris en MG, maar verhuisde in 1953 naar Amersfoort.
Helaas had Nicolaas Jongerius niet het zakelijk instinct van zijn broer. In 1954 werd Jongerius failliet verklaard en in 1955 kwam het hele Jongerius complex in bezit van defensie. Het werd de Overste Den Oudenkazerne. Jarenlang waren het de opslagplaatsen voor het kledingmagazijn van de krijgsmacht. Defensie is in 2014 vertrokken naar de nieuwbouw op het terrein van de Kromhout kazerne. Het grootste deel van het terrein is opgekocht door de gemeente Utrecht. De voormalige fabriekshallen zijn volledig gesloopt. De locatie wordt bestemd voor woningbouw.
Voor de Bescherming Bevolking organisatie bouwde Jan Jongerius een groot aantal motorspuitaanhangers. Maar ook diverse ambulances werden in de fabriekshallen geproduceerd. Zoals een Nash Lafayette de Luxe voor het rode kruis en een Mercury Ford type89M uit 1948 voor de “Verpleging Katwijk”
Van het hele bedrijfsterrein gelegen aan het Merwedekanaal in Utrecht (destijds Jutphaas) resten nu alleen de woonvilla van het gezin Jongerius en het voormalige hoofdkantoor. Villa en kantoor zijn zeer opvallende verschijningen, alleen al door de bouwstijl en het kleurgebruik. Het Jongerius kantoor is nu net als villa Jongerius ingericht als evenementenlocatie.
Tekst Adriaan Kriek
Bronnen:
*Tijdschrift voor geschiedenis van de stad en provincie Utrecht.
* Stadsarchief Utrecht
*Het Jongerius complex