Van wagenmaker tot carrosseriebouwer: Deckers Carrosserie te Zoeterwoude
Aan het eind van de negentiende eeuw dreef Cor Angenent [1] een wagenmakerij in Zoeterwoude-Dorp aan de Dorpstraat 74 tegenover de kerk. Hij was niet alleen wagenmaker, maar ook kastelein van de plaatselijke herberg ‘Het Wapen van Soeterwoude’, later bekender onder de naam ‘Café Angenent’. Cor was in beide beroepen in het voetspoor getreden van zijn vader Leonardus (Leo) Angenent, wiens naam al in 1867 werd vermeld in de ‘Leydse Courant’ omdat in zijn huis in Zoeterwoude een openbare verkoping werd georganiseerd. Daarnaast werden in het café vele vergaderingen en lezingen gehouden. De naam van Leo Angenent als wagenmaker duikt voor het eerst op in een bericht in het ‘Leidsch Dagblad’ van 8 augustus 1888 waarin melding werd gemaakt dat Leo’s dochter op 16-jarige leeftijd was verongelukt.
Nadat ook Leo was overleden gingen zowel het café als de wagenmakerij over op zijn enige zoon Cor. Zijn naam als wagenmaker komen we voor het eerst tegen wanneer hij met een advertentie in het ‘Leidsch Dagblad’ van 23 oktober 1893 te koop aanbiedt: ‘eene nieuwe Tilbury, een Jachtwagen met zakkende ramen, twee Kaasbrikken, een zoo goed als nieuwe Jacht- en Tentwagen en eene Tilbury voor een bok.’ Een volgende advertentie stond op 10 oktober 1903 in het ‘Leidsch Dagblad’. Hierin bood Cor aan: ‘een gebruikte, doch in goeden staat zijnde Omnibusbreak voor zes personen’.
Op 12 juni 1909 stond in het ‘Leidsch Dagblad’ een advertentie geplaatst waarin Cor Angenent een Roomsch Katholieke wagenmakersknecht vraagt. De knecht kreeg kost en inwoning. Dit zou de advertentie kunnen zijn waar de toen 22-jarige Chrit Deckers [2] uit Driel in Brabant op reageerde. Helemaal zeker is dit niet, want van de vroege jaren van Chrit Deckers valt weinig terug te vinden. Alleen is bekend dat hij enkele jaren in Eindhoven heeft gewoond en in Den Bosch heeft gewerkt. Wel zeker is dat Chrit Deckers al een aantal jaren bij Angenent werkzaam was toen op woensdag 25 juni 1913 Cor Angenent, nadat hij een gerepareerd wiel had afgeleverd bij de landbouwer C. van Haaster, op de terugweg met zijn fiets in de sloot was gereden. Het duurde lang voor hij werd gevonden, waarna bleek dat Cor in de modder was gestikt. Hij was op dat moment 35 jaar oud.
De overlijdensadvertentie werd ondertekend uit naam van drie zusters van Cor. Ook Chrit Deckers plaatste op 26 juni 1913 een advertentie in de ‘Leidsche Courant’ waarin hij meedeelde dat zijn ‘geachte patroon, C.H. Angenent plotseling was overleden’.
Twee maanden later kregen de nabestaanden een niet onaanzienlijk bedrag van 600 gulden (tegenwoordig ongeveer 6500 euro) uitgekeerd door de Ongevallen-Verzekering-Maatschappij ”Fatum”.
wagenmaker en kastelein
Door de plotselinge dood van Cor Angenent zat het bedrijf zonder opvolger. Een oplossing werd gevonden doordat een paar maanden later, op 25 september 1913, Chrit Deckers op 26-jarige leeftijd trouwde met de 25 jaar oude Antonia Angenent [3], de jongste zus van Cor Angenent. Zo kon hij de wagenmakerij overnemen.
Het café werd in eerste instantie voortgezet door de drie zussen van Cor, maar niet veel later nam Chrit ook het café over. Net als zijn patroon was hij nu dus zowel wagenmaker als kastelein. De naam van café Angenent werd in 1913 na de overname gewijzigd in ‘Café Deckers’, hoewel we later ook weer de naam ‘Het Wapen van Zoeterwoude’ tegenkomen.
zware olie
Naast de wagenmakerij zat in de Dorpsstraat de smederij van W. Beukelaar. Op 1 januari 1919 nam Chrit Deckers deze smederij over en daarmee kreeg hij zowel het hout- als het ijzerwerk in eigen beheer. Hij werkte voornamelijk voor de boeren uit de omtrek, niet alleen met de bouw van boerenwagens, maar ook besloeg hij de paarden en verzorgde hij de verkoop van bijvoorbeeld zware olie voor maaimachines. Op 12 maart 1919 werd Chrit Deckers penningmeester van de op die datum opgerichte Rooms-Katholieke Rijtuig- en Wagenmakerspatroons, afdeling Leiden.
hondenkar
Tot in de jaren twintig hield de wagenmakerij zich voornamelijk bezig met het bouwen van handkarren, wagens en hondenkarren (afbeeldingen 1 en 2). Later kwamen daar ook bakfietsen voor zuivelproducten bij. Omdat Deckers jaren in Eindhoven had gewoond en in Den Bosch had gewerkt, kende hij daar veel mensen waardoor hij ook in die omgeving een goede afzetmarkt kreeg.
De overgang naar vrachtwagencarrosserieën kwam midden jaren twintig op gang doordat in 1926 Chrit Deckers de eerste opdrachten kreeg voor de levering van carrosserieën op Ford- en Chevrolet chassis (afbeelding 4). Deze opdrachten kreeg hij meestal van degenen aan wie hij de karren had geleverd. In plaats van een nieuwe kar deden vele kleine ondernemers hun paard en wagen weg en kochten bijvoorbeeld een Ford TT chassis. Hierop liet men dan een eenvoudige houten cabine en laadbak bouwen.
de crisis van de jaren dertig
Chrit Deckers had een zoon, Theo. C. Deckers, die eind jaren twintig in het bedrijf kwam. De crisis van begin jaren dertig ging echter ook niet ongemerkt aan het bedrijf voorbij. Er kwamen weinig tot geen opdrachten meer en een groot deel van het personeel moest worden ontslagen. Ook voor Theo was er geen werk, maar hij kon terecht bij diverse andere carrosseriebedrijven. Nadat hij daar een aantal jaren ervaring had opgedaan kon hij, ook omdat de economie weer aantrok, in 1936 terugkomen in het bedrijf. Theo startte er met de staalbouw en de eerste stalen opbouw werd gebouwd voor zuivelfabriek Nutricia in Zoetermeer. Niet veel later kwam ook een tweede zoon, Leo A. Deckers, in het bedrijf werken.
In 1937 werd de wagenmakerij omgezet in een carrosseriebedrijf. En in 1938 werden er in opdracht van de automobielimporteurs Englebert en Beers laadbakken en houten cabines met staalplaatbekleding gebouwd op chassis van de vrachtwagenmerken International en Diamond-T (afbeeldingen 5 en 6).
uitbreiding
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden landbouwwagens en, onder andere voor melkfabriek “De Landbouw” in Leiden, open aanhangwagens gebouwd,. Kort na de oorlog hield Deckers zich als zovele bedrijven in die tijd bezig met het aanpassen van dumptrucks voor civiel gebruik. Doordat deze dumptrucks ruim voorradig waren, gaf dit een aanzienlijke omzetvergroting. Hierdoor werd ook Cor J. Deckers, de jongste broer van Theo en Leo Deckers in het bedrijf opgenomen. Er werkten nu drie broers in het bedrijf. Theo zorgde voor de stalen opbouw en had de algehele leiding, Leo was verantwoordelijk voor de houtbewerking en afwerking. Cor kreeg de verantwoording over de spuiterij. Met name Theo Deckers werd later bekend als de constructeur van voor zijn tijd vooruitstrevende carrosserieën en als de bouwer van de fabrieken die ieder paar jaar werden uitgebreid (afbeelding 7).
Eind 1947 werd de smederij afgebroken, waarna de werkplaats tot 800 vierkante meter kon worden uitgebreid. In datzelfde jaar werd een Hinderwetvergunning aangevraagd voor het oprichten van een carrosseriewerkplaats in Zoeterwoude, Dorpsstraat 26. Door de zich steeds maar uitbreidende werkzaamheden kreeg het bedrijf te maken met ruimtegebrek. Zeker toen de Gemeente Zoeterwoude in de buurt een parkeerverbod instelde was dat het sein dat naar een groter terrein moest worden omgezien. Zo’n terrein werd gevonden aan de Lammenschansweg 138 in Leiden. Deckers kocht 2500 vierkante meter grond en in 1954 verrezen de eerste gebouwen.
de blauwe vogel
Met name 1954 was een belangrijk jaar voor Deckers. Niet alleen werd de nieuwe fabriek aan de Lammenschansweg in Leiden in gebruik genomen, in dat jaar begon men daar ook met de aluminiumbouw van een voornamelijk lichte aluminium carrosserie voor vrachtwagens en aanhangers (afbeelding 8). Hiermee was Deckers een pionier. De aluminium carrosserieën werden gemaakt met een vlakke beplating volgens een ingenieus systeem met aluminium stijlen, het Sectie Montage Systeem. De bovenste helft van die aluminium platen kreeg zogenaamde zonnetjes als decoratie, een specialiteit bedacht door Deckers. Daarvoor was een aparte tafel ontwikkeld, waar de platen op werden vastgezet waarna met een machientje met een borstel deze 'zonnetjes' werden gemaakt. De man die dat het beste kon was vader Straathof, de schoonvader van Cor Deckers, de jongste van de tweede generatie. In die tijd werkten vele familieleden in het bedrijf, zoals de drie mannen van der Hoeven die zwagers waren van Theo en de circa vijf mannen van de familie Straathof die zwagers waren van Cor.
In dat jaar 1954 werd ook voor het eerst de blauwe vogel als embleem van Deckers gebruikt. De mythologische blauwe vogel bracht geluk en dat zag je weer terug in de reeks van nieuwe orders voor het bedrijf. Het embleem symboliseerde ook de vederlichte constructie in aluminium en ook stond het symbool voor het uitslaan van de vleugels vanaf een markt in de Leidse regio naar een landelijk afzetgebied (afbeelding 9).
Door de aankoop van de ernaast gelegen grond werd in 1959 het bestaande terrein uitgebreid tot zo’n 6800 vierkante meter. Op het eerste stuk werd een pand met woonhuis en kantoor gebouwd, op het nieuwe gedeelte kwam een bedrijfspand van 3600 vierkante meter te staan. De nieuwe hal werd uitsluitend gebruikt voor het bouwen van aluminium carrosserieën. Die uitbreiding met een nieuwe hal was nodig, want zeker de jaren zestig lieten een toenemende omzetgroei zien. De goederenstroom groeide en er vond een belangrijke verschuiving naar het wegvervoer plaats, waardoor er steeds meer vraag kwam naar de carrosserieën van Deckers.
niets is ons te veel
In 1962 werd het hoofdkantoor in Leiden gebouwd. Medio december 1964 werd dit gebouw ingewijd, waarbij het personeel een kunstwerk aanbood. Hierop stond de spreuk ‘Nihil Nobis Nimium’ (Niets is ons te veel). Langzamerhand werd overgegaan op seriematige bouw van carrosserieën, mogelijk gemaakt door een groot aantal machinerieën en automatische gereedschappen. Ondanks de seriebouw bleef er ook ruimte voor een grote mate van flexibiliteit. In deze periode werden er verschillende typen wagens voor palletvervoer gebouwd, voor zij-belading, met open laadbak en huif. Maar ook wagens met geheel gesloten laadbakken. En natuurlijk ook wagens voor het koel- en vriestransport. Een eigen ontwikkeling was het zogenaamde ‘Deckal-Van’ bouwsysteem, dat het beste omschreven kan worden als een bouwpakket, waarbij gebruikt werd gemaakt van geribde panelen van aluminium. De volgens dat systeem gebouwde gesloten laadbakken hadden geen ronde hoeken, waardoor de laadruimte optimaal benut kon worden, wat met name gunstig was voor het vervoer van confectieproducten van diverse afmetingen (afbeelding 10).
naar Weert
Midden jaren zestig werd uitbreiding van de hallen opnieuw nodig. Omdat het bedrijf inmiddels werd omsloten door andere ondernemingen moest worden uitgekeken naar een andere vestigingsplaats. Vanwege de hoge erfpacht was het in Leiden niet meer mogelijk om verder uit te breiden. Even werd overwogen om het hele bedrijf te verplaatsen naar het nabij gelegen Zoetermeer, al gauw werd daar vanaf gezien omdat de bestaande fabriekspanden niet veel op zouden brengen. Vandaar dat in 1968 de beslissing werd genomen om in Weert te gaan bouwen, aan de Graafschap Hornelaan 124 op het industrieterrein “De Poort van Limburg”. Een van de belangrijkste reden om naar Weert gaan was de aantrekkelijke grondprijs van 11,25 gulden per vierkante meter, omdat daar werkgelegenheid moest komen door het sluiten van de mijnen. Ook waren enkele grote klanten van Deckers in Limburg gevestigd en omdat steeds meer carrosseriebouwers aluminium kant en klaar systemen konden kopen werd de concurrentie sterker. Maar ook belangrijk was dat de series van orders groter werden in aantal en Deckers had een tweede aluminium systeem ontwikkeld, goedkoper, lichter, zoals ook in Amerika werd gebouwd.
Verder had de keuze voor Weert ermee te maken dat men van daaruit een betere service kon geven aan de vele klanten in het zuiden van Nederland en ook sneller toegang had tot zowel de Belgische als de Duitse markt. Ook speelde mee dat er naast grote bedrijven als Philips en DAF talrijke andere industrieën en internationale transportbedrijven gevestigd waren. Eigenlijk was de vestiging van het bedrijf in Weert een herhaling van de vroege historie van Deckers omdat Chrit Deckers jaren in Eindhoven had gewoond en in Den Bosch had gewerkt. Hij had daar veel mensen gekend en er in de jaren twintig een goede afzetmarkt gevonden. Deze belangrijke stap (de nieuwe fabriek in Weert) leidde er ook toe dat Theo Deckers per 1 januari 1972 zijn beide broers Leo en Cor uitkocht en zo alleen de leiding kreeg. Helaas overleed Cor, die de spuiterij regelde, kort daarop op 42-jarige leeftijd in februari 1972. Leo overleed op 57-jarige leeftijd op 23 juli 1975 en Theo op 65-jarige leeftijd op 7 december 1981.
In de vestiging in Weert vond voornamelijk het seriematige werk plaats. Het productieprogramma bestond uit het vervaardigen van de Deckal-Van bouwpakketten, de aluminium Deckal-Van carrosserieën. Verder mechanische en pneumatische wisselsystemen en natuurlijk service, reparatie, spuitwerk en reclamewerk. Niet veel later kwam daar de productie van polyester carrosserieën bij volgens het systeem van de Franse Matra-fabriek, waarmee Deckers een overeenkomst sloot. In 1978 werd in Weert een nieuwe hal in gebruik genomen, 3440 vierkante meter op 10.000 vierkante meter terrein, voornamelijk voor de polyesterbouw. Dit was voor Theo Deckers het moment om afscheid te nemen als directeur en de zaak over te dragen aan zijn twee oudste zonen, Leo en Chrit. Zijn andere drie kinderen -twee jongens en een meisje- werden aandeelhouders, wel met speciale constructies.
De vestiging in Leiden bleef uiteraard gewoon bestaan vanwege de regionale functie en natuurlijk het grote aantal klanten in de regio. Wat hier bleef was de bouw van aluminium carrosserieën, de inrichting van deze carrosserieën voor speciale doeleinden, schuifwandcarrosserieën voor palletvervoer, al dan niet in combinatie met een wisselsysteem en natuurlijk ook de service, reparatie en spuiterij (afbeelding 11).
De kern van de medewerkers in het bedrijf in Weert werd gevormd door vaklieden uit de Leidse fabriek. Zij kregen tot taak het eerste nieuwe personeel uit Weert en omgeving op te leiden, terwijl deze nieuwe mensen bovendien de gelegenheid kregen zich gedurende enige tijd in het bedrijf te Leiden in te werken.
hoe overleef je de recessie?
De oliecrisis aan het begin van de jaren zeventig viel samen met een recessie in de vervoersbranche. Om de orders moest worden gevochten. Deckers wist dankzij zijn vooruitstrevende techniek de recessie te overleven. Die nieuwe techniek bestond uit het bouwen van polyester carrosserieën. Eerst werd gebruik gemaakt van polyester panelen, die in de handel waren; vanaf 1976 werden deze in eigen bedrijf vervaardigd. Eerst in Leiden volgens de vacuüm-persmethode en in 1978 werd overgegaan op de vacuüminjectie-methode met meer mogelijkheden en kwaliteit. Een jaar later werd aan de bestaande fabriek in Weert een nieuwbouw van 4900 vierkante meter toegevoegd en werd een aangrenzend stuk grond van 4000 vierkante meter gekocht. Hierop kwam een hal speciaal voor de eigen fabricage van polyester panelen voor de koelwagens te staan (afbeelding 12).
In 1988 bood de vestiging Weert werk aan zeventig personeelsleden en was de orderportefeuille per medio september 1988 gevuld tot maart/april 1989. Bestaande systemen en uitvoeringen hadden een beperkte levensduur in het productieprogramma. Bij Deckers werd elke twee, drie jaar gestreefd naar een nieuwe ontwikkeling. Er werd daarbij een taakverdeling vastgesteld tussen de vestigingen in Leiden en Weert. Leiden begon zich toe te leggen op incidentele bouw en kleine series van objecten, die meestal nieuwe techniek met zich meebrachten. Daarbij schrok Deckers niet terug voor projecten als flatcompartimenten voor booreilanden, waarbij aan een complex van voorschriften moest worden voldaan. Een ander bijzonder object was een marktverzamelkraam, die eind 1986 aan de Gemeente Leiden werd geleverd.
Meer op het gebied van het wegvervoer lag de specialiteit van de Tautliner-carrosserieën met schuifzeilen in licentie van de Britse fabrikant Boalloy, waarmee men in 1973 was begonnen. Deze schuifzeilen konden met behulp van in de zeilen ingenaaide verticale rubber spanners strak worden gespannen. Het stevige zeildoek kon daardoor tevens de lading op z’n plaats houden. Dit soort carrosserieën bood grote voordelen bij het laden en lossen en waren bij uitstek geschikt voor palletvervoer en voor de drankenindustrie. Ook De Tautliner schuifzeil carrosserieën werden vanaf 1973 in Weert gebouwd.
In 1987 bestond slechts acht procent van de omzet uit exportorders. Om deze omzet te vergroten werd getracht een verdere samenwerking aan te gaan met Boalloy door het opzetten van een gezamenlijk fabriek in Nederland. Door verschillend inzicht van de aandeelhouders is dit niet door gegaan en begon Boalloy met een andere partner een fabriek in Alphen voor bouwpakketten naar Duitsland. Deckers ging door met het bouwen van speciale Tautliners, wat in augustus 1987 leidde tot de oprichting van Tautliner Europa B.V. in Alphen aan den Rijn. Op deze manier kon Deckers beter voldoen aan de stijgende vraag naar de Tautliner carrosserieën met schuifzeilen (afbeelding 13).
Vanaf begin jaren zeventig begonnen ook wissellaadbakken een steeds grotere plaats in het productieprogramma in te nemen. Vooral grootwinkelbedrijven als C&A, Hema en Kwantum hadden een wisselcontainersysteem geïntegreerd in hun totale computer gestuurde logistiek van ontvangst van goederen, opslag, bewerking en distributie. Deckers had een unieke knowhow opgebouwd in het aanpassen van de containers aan zowel de logistieke als de rij-technische eisen. Ook de verhuismarkt, een grote klantenkring van Deckers, ontdekte het voordeel van wisselcontainers (zie afbeelding 14). In de fabriek in Weert werd de productietechniek steeds verder verfijnd om grotere series van enige tientallen carrosserieën snel, goed en voor redelijke kosten te bouwen. Zowel Weert als Leiden beschikten over vier grote spuitcabines, waardoor ook de afwerking en het uiterlijk volledig in eigen hand werd gehouden. Dit was bepalend voor de kwaliteit van het eindproduct, dat voor de klant een belangrijke reclamedrager was. Rond dertig procent van de omzet werd gevormd door reparatie en renovatie van carrosserieën.
innovatie
Midden jaren tachtig begon Deckers met de ontwikkeling van DUK-15, een kortkoppelsysteem dat het mogelijk maakte twee volumecontainers achter elkaar met slechts 15 centimeter tussenruimte op een vrachtwagencombinatie van 18 meter lengte te vervoeren. Via een ingenieus systeem was het onmogelijk dat bij het nemen van bochten en bij het rijden over hobbelige wegen beide bakken elkaar raakten. Om het openen van de deuren van de motorwagen mogelijk te maken kon de trekdissel door middel van twee dubbelwerkende pneumatische cilinders 65 cm worden verlengd (afbeelding 15).
De introductie van dit systeem vond plaats op de in 1988 van 4 t/m 13 februari gehouden Bedrijfsauto-RAI. De Rijksdienst voor het Wegverkeer verleende op 30 juni 1988 een voorlopige goedkeuring voor de bouw van tien combinaties met dit systeem. De toestemming voor de bouw van meer combinaties was afhankelijk van de ervaringen met tenminste vijf voertuigcombinaties, die ieder tenminste 100.000 kilometer moesten afleggen. Dit voorbehoud was normaal voor dergelijke nieuwe constructies. Nadat de eerste tien combinaties enige maanden dagelijks in heel Europa in bedrijf waren geweest verleende de RDW de definitieve toestemming en kon het systeem vaker worden toegepast. Vooral de mogelijkheid om door te laden van de aanhangwagen naar de motorwagen was voor transporteurs een belangrijke reden om voor dit kortkoppelsysteem te kiezen (afbeelding 16).
De éénwording van Europa, met de open grenzen na 1990, was een probleem voor de branche. Doordat er Europese maten werden vastgelegd voor het wagenpark in Europa mocht het DUK-systeem niet meer mocht worden toegepast, ondanks vele protesten van Nederlandse vervoerders in Brussel met demonstraties. Hierdoor kon Deckers de investeringen in het DUK-systeem niet meer terug verdienen.
een nieuwe generatie
Vanaf 1978 was de directie in handen van de derde generatie Deckers gekomen. Leo M. J. Deckers, de oudste zoon van Theo Deckers, kwam in 1968 in het bedrijf en kreeg de leiding over de vestiging in Weert. Chrit Deckers [4] (vernoemd naar de oude Chrit Deckers) was vanaf 1972 aan het bedrijf verbonden en had de leiding over het bedrijf in Leiden. De hoofdadministratie, computer en tekenkamer met CAD (Computer Aided Design) systeem bevonden zich in Leiden.
Op 15 september 1988 vierde Deckers het 75-jarig bestaan van de firma, niet alleen met een uitgebreide receptie in het Mercury Hotel in Nieuwegein. Ook werd een cheque van 15.000 gulden aangeboden aan de KNAC, bestemd voor het jeugdfonds ten behoeve van jeugdige verkeersslachtoffers.
In 1990 ontwikkelde Deckers een oplegger voor het vervoer van zeven standaard luchtvrachtpallets in één rit. Dat kon al eerder in een aanhangwagencombinatie, maar het bezwaar hiervan was dat de vaste wagen en de aanhangwagen steeds twee laaddocks bezetten. De nieuwe oplegger had een gesloten carrosserie met vrijdragende zijwanden met een hoogte van iets meer dan drie meter en een lengte van ruim twaalf meter. Boven de koppelschotel was de hoogte uiteraard kleiner, maar voldoende om er één pallet kwijt te raken. De laadvloer achter de koppelschotel was in drieën verdeeld, waarvan elk deel een tweede vloer van 3.205 mm lang had, die hydraulisch op halve hoogte gebracht kon worden. Hierdoor konden vliegtuigpallets van 1.590 mm hoog als het ware gestapeld worden. De voorste hefvloer ging in twee standen naar boven. De eerste stand was die van de hoogte van de laadvloer boven de koppelschotel, de tweede kwam op halve hoogte van de hele laadruimte. Waren de pallets hoger dan 1.590 mm, dan konden één of meer hefvloeren in de normale laadvloer blijven. Over de hele laadvloer waren Hydraroll rollen aangebracht, waarover de pallets handmatig, eventueel geholpen door manipuleren met de luchtvering, naar voren geduwd konden worden (afbeelding 17).
Begin jaren negentig kwam Deckers in samenwerking met Spijkstaal op het idee om met een lichte elektrische bestelwagen vanuit stadsdistributiecentra winkels te bevoorraden met kleine containers. Producten werden in containers op een middenasaanhangwagen (afbeelding 18) aangevoerd tot aan de rand van de stad en vandaar met een kleinere auto (afbeelding 19) -een soort van elektrische hond- doorgevoerd tot in het centrum van de stad. Het idee erachter was dat de stad in feite een groot veilinggebouw is zonder dak. In een veilinggebouw wordt ook niet met zware vrachtwagens gewerkt, maar met elektrische karren. Helaas kwam dit idee nooit verder van de grond. Deckers was hiermee zijn tijd ver vooruit, aangezien er momenteel plannen zijn om de distributie binnen stadscentra via de diverse koeriersdiensten aanzienlijk te stroomlijnen.
Hieronder afbeeldingen 18 en 19: elektrische bestelwagen om vanuit stadsdistributiecentra winkels te bevoorraden met kleine containers
Begin 1993 verplaatste Carrosseriebedrijf Deckers haar Leidse vestiging aan de Lammenschansweg naar het industrieterrein Grote Polder in het nabijgelegen Zoeterwoude. De verhuizing werd nodig omdat het panden in Leiden te klein en te laag waren geworden. In die tijd werd al veel prefab gebouwd en was een bovenloop kraan een must. Soms moest iedereen zijn werk onderbreken om één vrachtauto te verplaatsen. Ook de spuiterij was verouderd en een moderne cabine met goede temperatuur mogelijkheden en afzuiging was milieutechnisch noodzakelijk geworden met daarbij een voorwerkruimte en een ruimte om af te werken. Maar net als in de jaren zestig werkte de gemeente Leiden niet mee aan een uitbreiding van de bestaande panden, deze keer met als reden dat het bedrijf niet voldeed aan de gehanteerde criteria voor schone industrie.
Niet lang na de verhuizing stortte de markt voor nieuwe vrachtauto’s volledig in. Andere carrosseriebouwers die zich voorheen op de internationale markt hadden gericht, kwamen nu ook in beeld bij het binnenlands vervoer, een markt die vanouds door Deckers werd bediend. De markt werd overgenomen door Duitse en Franse firma's, met fabrieken van 400 werknemers en meer, waar Deckers slecht honderd mensen in dienst had. Zo plaatste Van Gend en Loos vlak na de Europese eenwording een order van honderd wagens bij het Franse Frejat, wat een nekslag betekende voor Deckers die in dat jaar een order van honderd wagens à 160 bouwuren per stuk moest missen. Een andere grote klant van Deckers was Melk Unie/Campina die in die tijd overstapte van eigen vervoer naar beroepsvervoer wat ook 75 tot honderd wagens per jaar van 300-450 bouw/manuren per stuk scheelde.
Deckers kwam in financiële moeilijkheden en in maart 1993 (kort na het faillissement van DAF, wat ook financiële consequenties had voor Deckers) werden de aandelen overgenomen door Spijkstaal. Helaas ging eind april onder leiding van nieuwe eigenaar Spijkstaal, met als directeur dhr. Ghitti, het bedrijf failliet.
Voormalig directielid Chrit Deckers nam daarop met behulp van twee geldschieters de failliete boedel over. Deckers Carrosseriefabriek maakte een doorstart en ging in Zoeterwoude op het adres Industrie 20 verder onder de oude naam. Er werd begonnen met een ploeg van zes man en een paar maanden later was dit aantal uitgegroeid tot twintig man in de werkplaats en vier op kantoor. Opnieuw werden er series carrosserieën voor het distributievervoer en specifieke carrosserieën gebouwd.
Op 18 november 1993 nam Carrosseriefabriek Heiwo B.V. te Wolvega vijftig procent van de aandelen over van Deckers, waarbij Chrit Deckers zelf ook vijftig procent van de aandelen behield. Door deze samenwerking ontstond een nieuwe combinatie met een aantal belangrijke voordelen voor beide bedrijven. Zo vulden bijvoorbeeld de producten elkaar aan, omdat Deckers zich voornamelijk richtte op carrosserieën voor specifieke toepassingen en Heiwo zich daarentegen ingesteld had op polyester carrosserieën en uitvoeringen met hangwerk voor vleestransport. Verder konden de commerciële en administratieve kosten door de samenwerking worden teruggebracht en een gezamenlijke inkoop worden gerealiseerd. Ook was er voor klanten van Deckers nu de mogelijkheid dat ze terecht konden bij Heiwo en vice versa.
Al eerder, op 1 november 1990, was Deckers met Wilbert van Stenis in de Spaanse Polder in Rotterdam een carrosseriebedrijf gestart onder de naam ‘Deckers van Stenis’. Grootvader Willem G. van Steenis (met dubbel-ee) had op 1 juni 1927 een Wagen-en Carrosseriemaker aan de Kootschekade in Rotterdam overgenomen. Het bedrijf groeide snel en wist in de loop der jaren in de branche een goede naam op te bouwen. Doordat 'Deckers van Stenis' in Rotterdam los stond van de fabriek van Deckers met de vijf aandeelhouders, bleef dit bedrijf buiten de faillissementen en ging in 1993 door onder de naam ‘van Stenis’ (met één e). Momenteel is dit een gezond bedrijf.
Begin april 1995 kwam Deckers opnieuw in de problemen nadat huisbankier ING de geldkraan dichtdraaide. Chrit Deckers ondernam verschillende reddingspogingen, maar die liepen op niets uit. Hierop vroeg Chrit Deckers zelf het faillissement aan. Op 19 april 1995 sprak de Haagse rechtbank het definitieve faillissement uit over het carrosseriebedrijf. Het bedrijf in Weert wat vanaf mei 1993 onder de naam Spijkstaal was doorgestart met als directie Dhr Ghitty en waar ook Leo Deckers werkzaam was, is na drie jaar, in juni 1996, wederom failliet gegaan.
Noten:
[1] Cornelis Hendricus Angenent, geboren 13 augustus 1878, overleden 25 juni 1913
[2] Christiaan (Chrit) Bartholomeus Adrianus Deckers geboren te Driel (Gelderland) op 31 augustus 1887, overleden oud 79 jaar op 14 november 1966 te Leiden
[3] Antonia Petronella Angenent, geboren 6 maart 1888, overleden 25 november 1958
[4] Christiaan (Chrit) Bartholomeus Adrianus Deckers, geboren 3 februari 1949
Tekst: Rutger Booy
Dit artikel is eerder gepubliceerd in het Conam Bulletin van maart 2019 (Deel I) en het Conam Bulletin van juni 2019 (deel II)
Bronnen:
Archief Deckers
Auto- en Transportwereld artikel: d.d. 20 januari 1967
Auto- en Transportwereld artikel: d.d. 24 december 1970
Auto- en Transportwereld: artikel d.d. 15 september 1988
Delpher.nl
Erfgoedleiden.nl
Het Deckers Van Stenis Bulletin, uitgave 1991
Leidse Courant: artikel d.d. 23 september 1988
Leidsch Dagblad: artikel d.d. 24 september 1988
Leidsch Dagblad: artikel d.d. 20 april 1995
Leidsch Dagblad: artikel d.d. 10 februari 1993
Mailwisseling met Chrit Deckers, juni/juli 2019
Post, H.A. v.d., Ontwikkelingen van het wegvervoer in Zoeterwoude, artikel in Suetan, 1995
Tientallen (vaak ongedateerde) krantenknipsels uit het archief van Deckers
Truckstar: artikel d.d. januari 1989
Vraag en Aanbod: artikel d.d. 11 november 1988