"Zorg dat je je vak verstaat en kijk goed om je heen", was de lijfspreuk van smid Jacobus Kimman. Overgrootvader Kimman was door zijn liefde voor dit vak ten voeten uit het type van de ouderwetse ambachtsman. Iemand die er plezier in had het weerspannige materiaal zijn wil op te leggen.
Maar, er was nóg iets dat men van een eenvoudige negentiende-eeuwse handwerksman niet zou verwachten: de ontembare drang een vervoermiddel te vervaardigen, waarmee de mens zich gemakkelijker en sneller kon verplaatsen. Hij besloot zijn twee zoons, Hendrik en Frans, voor een leerperiode van acht jaar naar het buitenland te sturen. Eerst naar Brussel en later naar Parijs, iets wat voor die tijd heel bijzonder was. Bij Mulbachère en respectievelijk Keller & Fils leerden beide Kimmans de fijne kneepjes van het vak. Een van hen presteerde het zelfs, bij het zogenoemde 'Cours Professionel des ouvriers en Voitures', twee eerste prijzen in de wacht te slepen. De Fransen waren echter zo jaloers dat zij besloten geen prijzen meer aan buitenlanders toe te kennen. Toen beide broers terugkeerden, maakten zij in 1884 op het Houtplein in Haarlem de eerste wagenwielen. Autobedrijf Kimman dankt zijn bestaan aan de opkomst en bloei van de rijtuigmakerij aan het einde van die jaren tachtig. Wielen voor koetsen waren in die tijd onmisbare elementen. Na de komst van het 'ijzeren' bleef het paard van vlees en bloed nog lang een onmisbare trouwe hulp van de mens. Al spoedig breidde de firma uit en begon men met het vervaardigen van koetsen. De eerste order kwam van de overbuurman; het vervaardigen van twee zogenoemde 'Berliner koetsen'. De jeugdige firma verwierf zich al snel een uitstekende reputatie en het duurde niet lang of de Haarlemse Hout met fraaie equipages in de zogenoemde 'Jan Plezier'-koetsen van Kimman. Het waren juist deze blinkend gelakte, prachtig gevormde rijtuigen met hun lichtgele barouchetten en blauwe char-à-bancs, die de show stalen.
(Tekst overgenomen van de website van Kimman)
(Tekst overgenomen van de website van Kimman)