Amsterdamse Garage C.L. de Groot en de R.I.V.A.
door Henk Schuuring
Formeel werd de naamloze vennootschap R.I.V.A. (Reparatie Inrichting Voor Automobielen), gelegen aan Kerkstraat 207 en 221 in Amsterdam, op 19 mei 1916 opgericht door drie partners: monteur Van Aken, draaier G. Kerst en administrateur A. Bernard. Het startkapitaal bedroeg ƒ 2500, waarbij van de oprichters alleen A. Bernard een aandeel bezat, ter waarde van ƒ 250.
Ondanks of misschien dankzij de oorlog gingen de reparatiezaken voorspoedig, zodat na de oorlog al omgezien moest worden naar een grotere ruimte. Het aandelenkapitaal werd vergroot naar ƒ 50.000 en in 1920 naar ƒ 100.000. Het werd opgebracht door een deel van de voorname klantenkring, waaronder grootgrutter Albert Heijn. Die grotere ruimte werd gevonden bij een rij huisjes aan Overtoom 197-205, waarbij in de grote achtertuinen een hal voor stalling en een werkplaats konden worden ingericht. Er waren grootse plannen om de pandjes te vervangen door nieuwbouw met een gevelbreedte van 45 meter, met ruimte voor twaalf bedrijfswoningen. De zes vloerlagen waren bereikbaar via een grote toegangspoort en een autolift, er konden ruim driehonderd auto's gestald worden. Maar nog voor de grootse plannen ten uitvoer gebracht konden worden, vielen twee initiatiefnemers van het eerste uur af.
Monteur Van Aken verloor het leven bij grasbaanraces en zijn goede vriend, draaier G. Kerst, zag hierdoor de plannen van het garageproject dermate somber in, dat hij zich terugtrok. De strijd om de opvolging van de leeggevallen plaatsen veroorzaakte ernstige strubbelingen en verliep dermate chaotisch, dat er onrust onder de aandeelhouders ontstond. Zelfs aan liquidatie werd gedacht. Hierop besloot Albert Heijn alle aandelen op te kopen, het bedrijf werd daarmee voorlopig de enige eigenaar van de N.V. R.I.V.A. Verdere sloopactiviteiten werden in de ijskast gezet, maar in 1923 werd nog wel een gedeelte van de nieuwbouw opgeleverd. Met op nummer 203 een ingang naar de stalling, het magazijn en de werkplaatsen; op 205 een kleine showroom. Boven deze ruimtes werden zes bedrijfswoningen over drie verdiepingen gerealiseerd. Omdat de R.I.V.A. Huizen Exploitatie Maatschappij geen behoefte had om zich met garage-activiteiten bezig te gaan houden, werden de panden op Overtoom 197-205, met de stalling en de werkplaats in de achtertuin, verhuurd aan C.L. de Groot.
Van fietsen naar auto’s
C.L. de Groot (22-10-1887 - 06-01-1970), getrouwd met C.M. van Kalmthout (07-07-1889 - 31-01-1957) startte begin twintigste eeuw een fietsenzaak aan het Marktplein te Hoofddorp. Dat hij meeging met de motorisering, blijkt uit een advertentie uit 1913 in De Kampioen, waarin een tweedehands Douglas motorfiets wordt aangeboden. De stap naar autogarage volgde al snel, maar vanwege de Eerste Wereldoorlog bleven de zaken beperkt tot reparaties. De inkomstenbron was hoofdzakelijk de verkoop en reparatie van fietsen. Toen na de oorlog de vraag naar motorisering toenam, verkocht De Groot Ford automobielen. In 1923 kreeg hij de mogelijkheid, zijn zaken via de R.I.V.A. in Amsterdam uit te breiden. De zaken in de garage in Hoofddorp werden door chef-monteur Josephus (Sjef) van Kalmthout en boekhouder Piet van Niel waargenomen. Op 1 april 1924 namen zij het bedrijf over. Pas in december 1924 mochten zij het officiële Ford-dealerschap voeren, onder de naam Van Kalmthout & Van Niel. Het bedrijf groeide gestaag en werd in de Haarlemmermeer en omstreken een begrip als Ford-garage voor personenauto's, vrachtwagens en tractoren. De sterke naam van het bedrijf verdween in 2013 - na 88 jaar - van de gevel, toen de onderneming door de Stern Groep werd overgenomen.
Ford-importeur
Na de intrek in de panden Overtoom 197-205 werd het bedrijf Amsterdamse Ford Garage gedoopt, maar het wereldwijde beleid van Ford was, dat de merknaam niet in de naam van de dealers mocht voorkomen. Die werd veranderd in Amsterdamse Garage C.L. de Groot. Dat De Groot er naast Garage Sieberg als nieuwe Ford-importeur bij was gekomen, werd bij het grote publiek duidelijk toen kort na de verhuizing in oktober 1923 gedurende de daaropvolgende RAI-week een Ford-trein Amsterdam doorkruiste. De karavaan bestond uit vrachtwagens met reclame voor C.L. de Groot, met ertussenin een Fordson tractor die op een aanhanger de goedkoopste T-Ford vervoerde.
De zaken verliepen aanvankelijk vrij succesvol, maar gingen in 1926 iets minder dan verwacht. Desondanks besloot Albert Heijn met medeaandeelhouder De Groot om door nieuwbouw de stallings-, showroom- en magazijnruimte flink uit te breiden. De voornaamste reden was, dat de vraag naar stallingsruimte toenam en van invloed was op de verkoop. Veel potentiële kopers (van de vaak nog open Fords) vonden het niet prettig dat hun dure aankoop buiten aan de elementen werd blootgesteld. Daar kwam bij dat de onbeheerde en makkelijk toegankelijke voertuigen veel aantrekkingskracht hadden op jongelui, die de behoefte hadden om achter het stuur te gaan spelen.
Het ontwerp van architect Jaarsveld werd na de sloop van de nummers 197-201 met kleine detailwijzigingen verder afgemaakt en lag links naast de in 1923 gereedgekomen nieuwbouw. De gevelelementen tot aan het stallingsgebouw bleven vrijwel gelijk aan het basisontwerp. Het linker (hoofd)gebouw en de stallingsruimte met kantoren werden wat hoger. Deels door een extra verdieping, deels door de hogere verdiepingen van de stalling. Het gebouw werd in ijltempo neergezet en was eind 1927 vrijwel klaar. Met nu bijna 3500 m² (waarvan 3000 m², verdeeld over vier verdiepingen, bereikbaar via een autolift) aan totale stallingsruimte hoopte men een graantje mee te pikken van het verkeersaanbod dat werd verwacht tijdens de Olympische Spelen van 1928.
General Motors
In 1929 werd afscheid genomen van het importeurschap van Ford. Meer werd verwacht van de verkoop van General Motors producten, met als directe vervanger van Ford het merk Chevrolet, gevolgd door Buick en Oldsmobile. In april 1931 werd Albert Heijn eigenaar van de Torengarage in Den Haag. Dit pand werd verhuurd aan de Amsterdamse Garage v/h C.L. de Groot, waarvan Albert Heijn inmiddels de grootste aandeelhouder was. Op directieniveau verliep de groei niet vlekkeloos. De zonen van Albert Heijn, Gerrit en Jan, gingen zich met de autobusiness bemoeien. Na de ontdekking van onregelmatigheden werd de Haagse directie vervangen en de vestiging werd onafhankelijk van Amsterdam. Vervolgens werd de Amsterdamse tak gesaneerd, waarbij De Groot werd uitgekocht en ontslagen als directielid. Zijn functie wordt overgenomen door Marinus van Kalmthout (1901-1976), die tientallen jaren aan het bedrijf verbonden zou blijven. Gerrit en Jan Heijn werden benoemd tot commissaris van N.V. R.I.V.A.
Links een advertentie van N.V. R.I.V.A, van kort nadat De Groot de zaak in 1933 verliet. In latere advertenties - tot aan de Tweede Wereldoorlog - werd met N.V. R.I.V.A. (v/h C.L. de Groot) geadverteerd.
Auto Import Huis
Na het vertrek van De Groot opende hij al snel, in 1933, een kleine Pontiac-garage op Westermarkt 21, recht tegenover de Westerkerk. Pontiac was al vanaf 1932 onder zijn zakelijke en boekhoudkundige verantwoording op Overtoom 197 leverbaar. Korte tijd later verraste hij vriend en vijand door een tweede grote (zes inrijpoorten) garage te openen onder de naam Auto Import Huis en agent/dealer van de General Motors-producten Pontiac, Vauxhall en Bedford te worden.
Hoewel het volgens het bestemmingsplan om een garagebedrijf ging, was de ruimte tijdelijk verhuurd geweest aan de Sint-Augustinuskerk, in afwachting van het gereedkomen van de nieuwe kerk aan de Postjesweg. Om onduidelijke redenen wees General Motors Continental het dealerschap in 1934 aan een ander bedrijf toe.
Snel moest een nieuw merk gevonden worden. Men verwierf het hoofdagentschap van Renault, met een showroom op Weteringsschans 109-111. De verkoop van de Renaults rechtvaardigde niet de kosten van de grote garage. Die werd in november 1935 afgestoten; het agentschap verhuisde naar de andere garage met één inrijpoort op Westermarkt 21. Renault was kennelijk niet tevreden over die garage, want een paar maanden later werd de samenwerking beëindigd en de showroom gesloten.
Gedurende langere tijd waren op het laatste adres tweedehandsauto’s te koop en konden alle merken voor reparatie en onderhoud worden aangeboden. Begin jaren vijftig werd onder de naam ‘Westergarage’ het officiële dealerschap van Amerikaanse en Duitse Fords verworven. Omdat er geen ruimte was voor andere merken, kon de vertrouwde klantenkring van De Groot vanaf 1952 terecht op Spaandammerstraat 92-94. Het leek of met Ford oude tijden herleefden, want het bedrijf omvatte eind jaren vijftig vestigingen aan N.Z. Voorburgwal 244-262 (het pand liep door naar Spuistraat 201-231), Westermarkt 21 en Westerstraat 79–87.
Over op Fiat
In 1962 bleken alle voormalige Ford-vestigingen helemaal op Fiat te zijn overgeschakeld te zijn; de garage aan Westermarkt 21, die het langst in gebruik was, werd afgestoten. De panden aan N.Z. Voorburgwal 244–262, die doorliepen naar Spuistraat 201-231, werden verhuurd door Hendrik Tabak, die al zijn energie en aandacht verplaatste naar een nieuwbouwproject: een grote autostalling van enkele verdiepingen met eronder een benzinestation, recht tegenover het Hoofdbureau van Politie aan de Marnixstraat. Inmiddels raakte De Groot in de tweede helft van de jaren zestig aardig op leeftijd en hij begon langzaam af te bouwen. De Fiat-garage aan de Westerstraat 79-87 werd in 1968 herdoopt in ‘Westergarage J.M. de Groot’.
Wegens de verkoop (en geplande sloop) van de panden N.Z. Voorburgwal 244-262 verlengde Tabak de huurovereenkomst met wederzijdse instemming niet. Daarmee eindigden de activiteiten van De Groot. De panden werden gekraakt en domineerden jarenlang het nieuws onder de naam ‘Tabakspanden’, omdat vanuit dit krakersbolwerk alle (niet altijd geweldloze) acties als Oranje Vrijstaat werden ‘geregeerd’ en gecoördineerd.
C.L. de Groot overleed na een werkzaam leven op 6 januari 1970, op 83-jarige leeftijd. Hoewel de activiteiten inmiddels al een paar jaar stil waren gelegd, kwam het bedrijf nog een keer in het nieuws. Op 7 december 1972 werd bij beschikking het faillissement van N.V. Automobielbedrijf C.L. de Groot, gevestigd aan het (woon)adres Funke Küpperstraat, uitgesproken vanwege gebrek aan baten. J.M. de Groot maakte duidelijk geen deel uit van het faillissement van N.V. Automobielbedrijf C.L. de Groot, maar het bedrijf verdween in 1976. Daarmee is de ‘De Groot-dynastie’ geschiedenis geworden.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in het Conam Bulletin van voorjaar 2022.