Philip Johannes Adrian werd geboren op 21 augustus 1874 te Amsterdam, waar hij tot 1891 op school zat. Van zijn vroege jaren is weinig bekend, alleen dat hij na zijn schooltijd uit Nederland vertrok en achtereenvolgens in Engeland, Duitsland en Frankrijk heeft gewoond. In 1894 keerde hij terug naar Nederland en vond werk bij een rijwielhandel, waarschijnlijk omdat hij op dat moment al zeer betrokken was bij de wielrensport. Ook had hij op dat moment al een rijbewijs, nummer 103, dat geldig was van 1 juni 1894 tot en met 31 maart 1895. Hij gaf bij de aanvraag op dat hij in Parijs woonde.
Adrian als wielrenner in 1893
In 1896 begon Adrian met de verkoop van rijwielen in een winkel aan de Papestraat 13 in Den Haag. Op de gevel stond ‘P.J. Adrian en Co. Rijwielhandel’. Hij dreef de zaak samen met een financieel partner, Friedrich (Frits) Kaiser (1874-1968). Op de oprichtingsbalans stond het bedrag van net geen negentienduizend gulden. Adrian verkocht er Raleigh fietsen en een eigen merk P.A. (P. Adrian). De zaken gingen goed en niet veel later werd de naam van de winkel gewijzigd in ‘Le Vélo’. Om onder alle omstandigheden fietsrijlessen te kunnen geven werd zelfs de tuin overdekt. Na verloop van tijd werd Adrian officieel vertegenwoordiger van Peugeot- en Indian motorfietsen en waarschijnlijk heeft hij ook de Gaillardet geïmporteerd, een kleine Franse driewieler met een 5pk, 800cc eencilinder motor.
veteranenkampioen
Tussen de bedrijven door ontwikkelde Adrian zich tot een allround sporter. Niet alleen als schaatser waarbij de bekende Jaap Eden een van zijn grootste concurrenten was, maar ook als een succesvol wielrenner, zowel in binnen- als buitenland. Zo behaalde hij in 1893 in Berlijn en Kopenhagen een eerste prijs en in 1895 werd hij derde bij het Nederlands Nationaal Kampioenschap Wielrennen. Toch beëindigde hij in 1897 zijn carrière als wielrenner om zich volledig aan zijn zaak te kunnen wijden. Wel bleef hij actief in de sport, want op 8 juli 1917 werd hij nog veteranenkampioen van Nederland. In 1918 werd hij voorzitter van de Nederlandsche Wielerbond, een functie die hij tot 1920 vervulde. Adrian was ook een tijd actief in de bokswereld, waarin hij voorzitter was van de strafcommissie van de boksbond. Tevens was hij bestuurslid van de ANWB. Daarnaast reed hij als amateur schaatswedstrijden. In de winter van 1929 ging hij op 57-jarige leeftijd zelfs nog van start bij het langebaankampioenschap van Gelderland.
zweefvliegtuigen
Eind 1900, begin 1901 ontmoette Adrian de jonkheren Groeninx van Zoelen en Pompe van Meerdervoort. Vanuit hun gezamenlijke belangstelling voor de ontwikkeling van de automobiel richtten zij gedrieën op 1 februari 1901 de ‘Haagsche Automobiel Maatschappij’ op. Adrian werd benoemd tot directeur. Gezamenlijk gingen de drie heren op zoek naar een Frans merk dat zich leende voor een Nederlandse vertegenwoordiging. Daarbij kwamen ze in contact met Émile Delahaye, die in Parijs onder eigen naam auto’s bouwde. Delahaye werd al geïmporteerd door een ander Haags bedrijf, de ‘Algemene Nederlandse Autocar Maatschappij’ (A.N.A.M.). Maar omdat ze tot op dat moment slechts één automobiel hadden ingevoerd, kreeg de H.A.M. de toezegging dat zij de Delahaye mochten verkopen.
De Haagsche Automobiel Maatschappij begon klein aan de Casuaristraat, verhuisde niet lang daarna naar de Hooikade 23 en in 1907 werd een royale showroom en werkplaats aan de Koninginnegracht geopend. Ook was er een autostalling op de aan de achterzijde gelegen Laan van Roos en Doorn. Al snel kwamen er filialen bij in Amsterdam, Rotterdam, Groningen en Arnhem en in de loop der jaren importeerde en verkocht de H.A.M. personenauto’s, fietsen en motorfietsen, brandweerwagens, brandspuiten en vrachtwagens. Tevens haalde Adrian in 1909 de eerste zweefvliegtuigen naar Nederland. Die waren in de showroom te bezichtigen en natuurlijk ook te koop. Uiteraard trok dit vele nieuwsgierige kijkers, maar onbekend is of er ook veel kopers tussen zaten.
Le Vélo
We gaan even terug naar 1904. In dat jaar werden de aandelen van Le Vélo verdeeld tussen mevrouw Jacqueline Ernst, de echtgenote van Philip Adrian, en Frits Kaiser, zijn compagnon. Waarschijnlijk is Adrian daarbij uitgetreden als aandeelhouder van Le Vélo. De indertijd bekende motorrijder F.J. Visscher werd aangesteld als bedrijfsleider voor de twee eigenaren. In 1919 werd door Le Vélo de eerste Citroën, type A, geleverd aan de dhr. Kippel, Noordeinde te ’s Gravenhage. Deze Citroëns werden geïmporteerd door de firma John Moos en verkocht voor vijfduizend gulden, wat een voor die tijd enorm bedrag moet zijn geweest. In 1924 begon Citroën zelf met de import en een paar maanden later werd Le Vélo ‘concessionaire’ (dealer). In 1925 verkochten ze 51 stuks van het kleine model 5HP en 33 stuks van het type B10. Daarom keek men uit naar een grotere bedrijfsruimte. Die werd gevonden in de Zeestraat (gebouw Excelsior) voor de showroom en aan de Bazarlaan (de achterzijde van de Zeestraat) voor de werkplaats. Later kwam daar een filiaal aan de Hoge Nieuwstraat bij. In 1956 werd Le Vélo verkocht aan de heren G.F. Cramer en W.J. Adrian, een nazaat van oprichter P.J. Adrian.
Recordhouder
Naast het wielrennen en schaatsen raakte Adrian door zijn werkzaamheden ook bij de autosport betrokken. Hij organiseerde autoraces, waar hij zelf volop aan deelnam. In 1907 organiseerde hij een recordrit Parijs-Den Haag. Alleen bleek die rit geen wedstrijd, maar moest er eenvoudigweg een Delahaye worden opgehaald in Parijs. De thuisrit verliep in een zeer snelle tijd en die prestatie kon weer worden gebruikt als reclame voor zowel Delahaye als de H.A.M. Helaas voor Adrian raakte deze prestatie ondergesneeuwd door de vele publiciteit rondom de rit Peking-Parijs die in dezelfde tijd werd gehouden.
In 1911 werd Adrian recordhouder op de afstand Parijs-Den Haag. En weer drie jaar later werd op initiatief van Adrian met een Laurin & Klement een recordrit Parijs-Den Haag verreden in de tijd van veertien uur en 48 minuten, hierover is uitgebreid geschreven in het Conam Bulletin van maart 2016. Een volgende rit in 1921 leverde een recordtijd op van elf uur en vijf minuten. In de jaren twintig was Adrian zowel medeorganisator als deelnemer aan de autoraces op de Scheveningse boulevard.
centrale verwarming
In 1911 opende de Haagsche Automobiel Maatschappij een filiaal aan de Van Beverningkstraat in Den Haag. Adrian moet iemand geweest zijn die graag nieuwe ontwikkelingen omarmde, want hij liet het gebouw ontwerpen door de architect Willem Greve (1880-1956). Deze ontwierp een pand in een overgangsstijl van art-nouveau en rationalisme, waardoor het gebouw rijk was gedetailleerd met gevelreliëfs, houtsnijwerk en terrazzo. Het voor die tijd zeer moderne pand, dat nog steeds bestaat, was in twee gedeelten gesplitst. Boven de inrijpoort bevond zich een blok met ruime bovenwoningen. Naast de poort was de portiersloge, een wachtkamer voor chauffeurs. Daarachter de eigenlijke garage. Aan weerszijden werden achttien ruime autoboxen gebouwd, met centrale verwarming, elektrische verlichting en voorzien van rolluiken. In 1923 kwam het pand met garageboxen in eigendom van de heren F.A. en J. van Galen, waarbij de naam werd gewijzigd in ‘Statengarage’. Zij gebruikten de stalling voor hun verhuurbedrijf van luxeauto’s met chauffeur en breidden het bedrijf uit met een werkplaats. In 2017 vertrok het garagebedrijf uit de straat. Het pand is tegenwoordig een gemeentelijk monument.
langs het front
In november 1919 haalde Adrian vijftien Delahaye chassis op bij de fabriek in Parijs. Geen eenvoudige zaak, omdat zo kort na de oorlog er nog geen treinen reden tussen Frankrijk en Nederland. Ook het vervoer per boot bleek een kostbare en langdurige zaak. Vandaar dat Adrian besloot om deze chassis zelf af te halen in Parijs en samen met veertien andere chauffeurs plus een aantal journalisten over de weg en langs het voormalige front terug te rijden naar Nederland. Zonder twijfel een moeilijke tocht, die ondanks diverse tegenslagen succesvol verliep.
Maar van alleen een merk als Delahaye kon de H.A.M. niet groeien. Vanaf 1910 kwam er het Duitse merk Brennabor bij en in 1914 werd de Engelse Vauxhall geïmporteerd. Toch wilde men niet alleen met goedkope merken werken en daarom kwamen er de duurdere Amerikaanse merken Winton Six en Stearns-Knight bij. Van 1919 tot en met 1921 werd Armstrong-Siddeley geïmporteerd. In 1924 volgde uitbreiding van het assortiment met Alfa-Romeo, een jaar later de Moon en in 1926 volgden de merken Hupmobile, La Salle en Cadillac. In 1929 kwam er een einde aan de import van Delahaye.
clientèle
In oktober 1920 werd aan de Prinsengracht 540 het Amsterdamse filiaal van de Haagsche Automobiel Maatschappij gevestigd. Directeur werd opnieuw een oud-wielrenner, John Stol. Het filiaal beschikte over een showroom, kantoorruimte, een magazijn en een overdekte reparatiewerkplaats met drie uitgangen op de Lange Leidsche Dwarsstraat. Ook waren er een aantal stallingsboxen. In Rotterdam was al een filiaal in de Witte de Withstraat en in april 1921 volgde een tweede filiaal in de Jerichostraat te Rotterdam-Kralingen. De Jerichostraat lag in een sportieve (lees dure) buurt waar veel tennissers en zeilers woonden. Precies de clientèle die de H.A.M. zocht.
hersenbloeding
Op 1 februari 1926 was Adrian precies 25 jaar directeur van de Haagsche Automobiel Maatschappij en dat was voor hem het moment om af te treden als directeur van de H.A.M. Juist in die periode stond het bedrijf voor een grondige reorganisatie, met name omdat door de groei van de zaak er meer merken bij moesten komen. Adrian vond het daarom beter om de leiding aan een jonger iemand over te laten, ook omdat hij zich moeilijk kon aanpassen aan de veranderende gewoonten in de autohandel. Door de toenemende mobiliteit in de jaren twintig was namelijk een moordende concurrentie ontstaan tussen ‘avonturiers’ die elkaar met kortingen en ‘cadeaustelsels’ onderuit probeerden te halen en dat was geheel in tegenstelling met de opvattingen van Adrian. Tot zijn opvolger werd Willem Remeeus benoemd.
Langzamerhand begon Adrian ook allerlei andere taken af te staan. In 1932 was hij nog voorzitter van de ‘Nederlandsche vereeniging tot het bevorderen van hardrijden op de schaats’. Dat bleef hij tot 1938, het moment dat hij op 64-jarige leeftijd om gezondheidsredenen aftrad. Maar zelfs op zijn zeventigste was hij nog vaak op de racefiets te zien. Philip Johannes Adrian overleed te Wassenaar op 79-jarige leeftijd aan een hersenbloeding. Hij werd begraven in Den Haag op de begraafplaats ‘Oud Eik en Duinen’.
Niham en Nebim
Hoe ging het verder met de Haagsche Automobiel Maatschappij? Midden jaren dertig was de Hupmobile nog het enige merk dat door de H.A.M. werd geïmporteerd. Daarom richtte in 1936 directeur Remeeus een dochteronderneming op, ‘De Nederlandsche Bedrijfsauto-import Mij.’, kortweg ‘Nebim’ genaamd en werd een start gemaakt met de import van Volvo. In eerste instantie waren dit alleen vrachtwagens, maar midden jaren vijftig importeerde Nebim ook de Volvo personenwagen PV544. Ze verkochten er 153. In 1956 werd het importeurschap overgedaan aan de nieuw opgerichte zustermaatschappij ‘Niham’, de ‘Nieuwe Haagse Automobiel Maatschappij’ met als directeuren de heren W. Remeeus en A. Meijer. Cees Harten, die daarvoor de Diamond-T had vertegenwoordigd bij importeur ‘Beers’ werd als directeur van de Nebim aangesteld.
In 1960 werden Niham en Nebim officieel van elkaar gescheiden, hoewel dit in de praktijk wegens ruimtegebrek al enige jaren eerder was gebeurd. Niham bleef op de Koninginnegracht en Nebim vertrok naar de Binckhorstlaan, ook in Den Haag. Bij Niham werd vanaf dat moment de directie gevoerd door de heren Remeeus en Meijer. Remeeus werd in 1965 commissaris en bleef dat tot zijn dood in 1966.
Omdat er al enige jaren geen activiteit van de H.A.M. had plaatsgevonden werd op 10 september 1954 de Haagsche Automobiel Maatschappij statutair opgeheven. Dit besluit werd echter pas op 9 november 1966 bekrachtigd, nadat in 1965 de balans was afgesloten met een verliespost van 36 gulden en vijf cent. De N.V. Niham werd benoemd tot ‘bewaarder van de boeken en bescheiden’ van de ontbonden vennootschap.
Niham was op dat moment niet alleen importeur van Volvo, maar ook dealerbedrijf. Door de omzetgroei en door de samenwerking met DAF-personenauto’s werd het pand aan de Koninginnegracht te klein. Daarom verhuisde eind jaren zestig de onderneming naar het Gelderse Beesd, waarna in 1975 de naam werd gewijzigd in ‘DAF-Volvo Personenauto B.V.’
Nebim bleef Volvo trucks importeren tot 1 januari 1988, de datum waarop Volvo Zweden alle aandelen van de Nederlandse importeur kocht. Hierdoor werd Nebim een volle dochter van de fabriek in Zweden. Tot op de dag van vandaag is Nebim nog steeds dealer van Volvo trucks voor Nederland en België en tevens dealer van Renault trucks voor Nederland. Met recht een bedrijf met ‘roots’ die 120 jaar teruggaan.
Tekst: Rutger Booy
Bronnen:
Artikel: ‘De nieuwe garage der Haagsche Automobiel-Maatschappij’, Marja Langenberg, De Haagvaarder, mei 2019, https://shie.nl/de-nieuwe-garage-der-haagsche-automobiel-maatschappij/
Artikel: ‘Garage Le Vélo Den Haag viert eeuwfeest’, Wouter Jansen in Citroexpert nr. 18, nov/dec. 1999
Artikel: ‘Bij Niham is men vol goede moed’, H.C. Ebeling in AMT, 1 augustus 1969
Artikel: ‘P.J. Adrian, grondlegger van de NVBHS’, R. Couwenhoven in Kouwe Drukte, jaargang 20 nummer 57
Techniek in Nederland in de twintigste eeuw. Deel 5. Transport, communicatie (2002) - A.A.A. de la Bruhèze, H.W. Lintsen, Arie Rip, J.W. Schot
Delpher: diverse kranten en artikelen in tijdschriften als Revue der Sporten, Wereldkroniek en Sport in Beeld