Andreas (André) Johannes Hermanus Ceurvorst werd geboren in Amsterdam op 27 maart 1882 als zoon van een café-restauranthouder. Hij begon zijn carrière met een fietsenwinkel in de Albert Cuypstraat, waar hij rijwielen verkocht van de firma Adler van de Prinsengracht. Daar kwamen later Belgische motorfietsen bij, de Sarolea en de Berkley.
Circa 1910 kocht hij een auto van het Belgische merk Vivinus en later een driecilinder Panhard & Levassor en een Humber. Niet voor de verkoop, maar voor verhuur met chauffeur. Die chauffeur was André Ceurvorst zelf. Zijn bedrijf heette The Express Garage' en was gevestigd aan de Albert Cuypstraat 240. In zijn jaren als chauffeur leerde hij het vak grondig kennen en kwam als vanzelf in de automobielhandel terecht
André Ceurvorst was nogal onder de indruk van de Overland. In 1912 kwam hij, op de tentoonstelling in Londen, in gesprek met de exportmanager en sloot een contract voor de import in Nederland. Dat eerste jaar verkocht hij er drie. Het tweede jaar 53 en het in 1914, tot de Eerste Wereldoorlog uitbrak, 97 stuks.
In 1919 kwam de verkoop van Overland weer op gang. Dat ging zo goed, dat hij er tenslotte zo'n 1200 stuks per jaar verkocht.
In 1923 kwam de import van Chrysler erbij, eerst via Willgo in Amersfoort en vanaf 1927 rechtstreeks. Ook dat liep zo goed, dat er nog meer importeurschappen bij kwamen, in de jaren dertig Adler, maar ook de Engelse Chris-Craft bootmotoren. Dat laatste viel tegen. Ceurvorst bleef er mee zitten en begon toen zelf propaganda te maken door mee te doen aan internationale bootraces. Hij had er kennelijk aanleg voor, want hij won menig kampioenschap en sleepte ook in Engeland en België veel prijzen weg. De verkoop van de bootmotoren ging daardoor sprongsgewijze omhoog. Inmiddels bezat Ceurvorst meerdere panden aan de Albert Cuypstraat.
Mede door de diverse andere importeurschappen van onder andere Willys-Knight (1922), Whippet (1926), Stutz (1927), Plymouth (1931) en Fargo (1933) was Ceurvorst veel in de Verenigde Staten te vinden. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was hij daar met zijn gezin voor het bezoeken van de wereldtentoonstelling, met een verblijfsvergunning voor 60 dagen. Ze konden er niet meer weg en pas na de vrede in 1945 was het mogelijk om terug te keren naar Nederland. Inmiddels was zijn enige zoon in Amerika ziek geworden en overleden.
Straatarm kwam Ceurvorst terug uit Amerika. Zijn bedrijf was naar de knoppen, helemaal leeggeroofd. Wel had hij altijd nog een agentuur van Chrysler én een goede reputatie bij de bank, zodat hij opnieuw kon beginnen. Tot 1955 is het bedrijf in de Albert Cuypstraat gevestigd geweest. Het importteurschap van Chrysler werd in 1948 overgenomen door Englebert. In 1955-1956 heeft hij het nog even geprobeerd met de import van Nash, maar vooral door het Nederlandse gebrek aan dollars, was er voor hem aan het tijdperk van de Amerikaanse wagen een einde gekomen.
In datzelfde jaar nam Ceurvorst de N.V. Verenigde Automobiel Bedrijven (V.A.B.) over, official Ford-dealer in Amsterdam is. Begin jaren zestig had hij 150 man personeel, de zaken aan de Weesperzijde; garages aan de Middenweg en de Linnaeusstraat, een plaatwerkerij aan de Rietwijkerstraat en een servicestation aan de Multatuliweg, waar per jaar vijf miljoen liter Caltex benzine werd verkocht. Naast het auto- en garagebedrijf was er ook een financieringsbureau en een assurantiekantoor.
André Ceurvorst heeft veel grote mannen uit de Amerikaanse auto-industrie persoonlijk gekend, John North Willys en Walter P. Chrysler en zijn vrouw en dochter, Mr. Bendix en vele anderen. Henry Ford heeft hij nooit ontmoet; wél zijn zoon, Henry Ford II, vanwege het Ford-dealerschap.
André Ceurvorst overleed op 23 februari 1964 op 81-jarige leeftijd.
Bron:
"Kunt u zien dat ik tachtig ben?" Interview van Cees de Boorder met André Ceurvorst, Autorevue maart 1962