In 1903 verliet Carl Benz het bedrijf dat zijn naam droeg en begon drie jaar later met zijn beide zoons Eugen en Richard opnieuw auto's te produceren, ditmaal onder de naam C. Benz Söhne. Deze auto's waren in productie van 1906 tot en met 1926. Werd dit merk ook in Nederland geïmporteerd? Dat is niet helemaal duidelijk...
In augustus 1916 meldt de Auto Rijtuig Onderneming de komst van twee chassis Benz Söhne. Het betreft 4 cylinders waarvan een met 10/30 pk.en een met 14/42 pk.
In januari 1917 biedt de Auto Rijtuig Onderneming opnieuw een Benz Söhne aan, alleen nu is het er een met carrosserie (een landauer limousine van Pennock & Co uit Den Haag), maar met eenzelfde motor als in 1916 nl. 14/42 H.P. Waarschijnlijk is dus op een van de chassis uit 1916 een carrosserie geplaatst. Nog interessanter wordt het door de vermelding "... door de resp. Holl. Importeurs betrokken..". Het lijkt er dus op dat de Auto Rijtuig Onderneming niet zelf de importeur was.
Een maand (februari 1917) later treffen we een niet verder gespecificeerde Benz Söhne aan bij de eveneens in Rotterdam gevestigde N.V. Automobiel-Mij. "Zuid-Holland".
In juli van datzelfde jaar 1917 is de Auto Rijtuig Onderneming weer aan de beurt. Ditmaal een 8/24 H.P. voorzien van een J.C. Dolk carrosserie. Of zou dit het 10/30 H.P. chassis uit 1916 zijn?
Het duurt tot maart 1919 voordat er weer een Benz Söhne opduikt bij de Auto Rijtuig Onderneming. Het is een 8/22 H.P. voorzien van een Dolk & Zoon carrosserie. Dat zou dus best nog dat chassis uit 1916 kunnen zijn met de carrosserie uit 1917. We zijn inmiddels bijna drie jaar verder en het voiture moet dus al die tijd onverkocht in de showroom hebben staan pronken.
Enkele maanden later (mei 1919) biedt de Auto Rijtuig Onderneming weer een Benz Söhne aan. Een 8/20 H.P. Geen 8/22 H.P. (of zou dit een verschrijving zijn?). Verdere specificaties ontbreken.
Daarna lijkt het afgelopen met het aanbod van nieuwe wagens van Benz Söhne. Wel duiken er nog tweede hands exemplaren op. Eerst in 1920 bij Rhemag Rhenania Motorenfabrik A.G. in Den Haag ("Benz Soehne" genoemd). Waarschijnlijk komt deze wagen tweedehands uit Duitsland.
In 1921 duikt weer een Benz Söhne op. Deze heeft een Pennock carrosserie en wordt aangeboden wegens de aanschaf van een grotere wagen. Het motorvermogen is nu 10-30 PK., minder dus dan die van 1917 met 14/42 H.P.
Blijft over de vraag: wie was de importeur? Was het toch de Auto Rijtuig Onderneming van M. Schutter en was de omschrijving in de advertentie uit 1917 ("... door de resp. Holl. Importeurs betrokken..") een slip van de pen, of interpreteren we het verkeerd? Aangezien (nog) geen aanwijzingen zijn gevonden van een andere mogelijke importeur lijkt het aannemelijk dat de import toch gebeurde door de Auto Rijtuig Onderneming. Omdat alle in Nederland aangeboden nieuwe wagens terug te voeren lijken op de twee chassis uit 1916, zou die import alleen dat jaar hebben plaatsgevonden.
tekst Paul Vlemmings met gebruikmaking van de volgende bronnen:
paul-wouters.nl/benzmuseum.htm
de.wikipedia.org/wiki/C._Benz_S%C3%B6hne
delpher.nl