Bovy uit Brussel bouwde vanaf 1904 auto's en vrachtwagens. Vanaf 1920 werden er alleen nog vrachtwagens gemaakt. In 1931 werd de naam gewijzigd in Bovy-Pipe.
Importeur was A. Donckers' Automobielbedrijf, Adrianastraat 21-29 te Rotterdam.
De Zwijndrechtse Auto Omnibus Onderneming (later De Jong Intratours) reed vanaf 1923 op het traject Zwijndrecht-Rijsoord-Rotterdam v.v. met een Bovy met een carrosserie van de Rotterdamse wagenmaker Hoogtijling. De Bovy leek te voldoen en algauw reden er zes exemplaren van rond. Maar na enkele jaren werden ook deze te licht bevonden, het motorvermogen was te laag om voldoende snelheid te kunnen ontwikkelen en ook de remmen hadden niet voldoende capaciteit toen het wegverkeer drukker en sneller werd. Verder bleken de achterassen nogal wat moeilijkheden op te leveren. Een van de Bovy bussen was een zeer apart geval. Deze wagen was oorspronkelijk gebouwd voor de Engelse markt, d.w.z. met rechtse besturing. Daardoor ook kon De Jong hem voor een zachte prijs op de kop tikken. Het stuur werd verplaatst maar de pedalen bleven andersom gemonteerd. Het was dus uitkijken geblazen met het bedienen ervan en wanneer er een nieuwe chauffeur op de bok zat, moest deze van tevoren altijd worden gewaarschuwd (bron: De Jong Tours in kort bestek van 1923 tot 1992, een geschiedschrijving van Truus de Jong – Leenheer)
De Eerste Schiedamsche Auto-Omnibus Dienst breidde zijn wagenpark in 1925 uit met vier Bovy’s en op 11 januari 1927 kwamen daar volgens de concessie nog eens twee Bovy’s bij. Zeer waarschijnlijk werden deze geleverd door Donckers, aangezien de E.S.A.O.D. een samenwerking met hem was aangegaan. Ook het bedrijf van Y. Alders startte op 7 januari 1924 een lijndienst tussen de Rusthoflaan en het Rozenburgerplein in Schiedam met 1 Bovy en 1 Dürkopp bus. Maar na het verkrijgen van de officiële concessie op 1 november 1927 bleek de dienst niet meer te functioneren en werd de vergunning op 20 december van dat jaar ingetrokken. (bron: De geschiedenis van het openbaar vervoer in Schiendam door René R. van der Beek).