Machinefabriek W.A. Hoek, Schiedam
Willem Adriaan Hoek, grondlegger van de Machine- en Zuurstoffabriek W. A. Hoek N.V. te Schiedam, werd op 14 september 1870 geboren te Goes. Hij behaalde in Bingen (Dld.) zijn ingenieursdiploma en vestigde zich op 32-jarige leeftijd in Rotterdam. Hier construeerde hij in 1907 een stoomvrachtwagen en dat betekende tevens de grondslag voor het bedrijf. Deze stoomvrachtwagen, zijn eerste uitvinding, had als bijzonderheid een stoomketeltje van kleine afmeting en gering gewicht, maar met een groot verwarmend oppervlak en een buitengewoon snelle stoomontwikkeling als gevolg van de geringe waterinhoud en zeer sterke circulatie. Een en ander was eenvoudig te demonteren en kon als een soort vulkachel vanaf de bestuurderszitplaats met cokes worden gevuld.
Ook de stoomproductie kon door de bestuurder met een eenvoudige voetbeweging geregeld worden. De horizontale compound-stoommachine ontwikkelde maximaal 40 pk. en de stoomdruk bedroeg 11 kg./cm2. Door de afgewerkte stoom te verhitten produceerde deze machine nagenoeg geen stoom en rookwolken en men kon met voldoende voorraad cokes aan boord en een volle watertank met deze wagen 6 uur lang vol belast rijden. Uit een bericht in de Nieuwe Rotterdamse Courant van 15 augustus 1907 (zie hieronder) blijkt dat ook toen reeds aandacht werd geschonken aan het milieu. Vermeld wordt namelijk dat door de afgewerkte stoom te verhitten bereikt werd, dat “stoom en rook nagenoeg onzichtbaar zijn”.
De eerste wagen werd gebouwd voor rekening van de fa. J. en A. van der Schuyt, een bekende Rotterdamse rederij, gevestigd aan de Maaskade O.Z. Op een dag in augustus 1907 vond de eerste proefrit plaats. Met een maximumsnelheid van 8 km. per uur denderde de 2,5 ton wegende “stoomsleperswagen” met zijn zware ijzeren artilleriewielen over de Rotterdamse kinderhoofdjes. De wagen was 6,20 m. lang en 1,95 m. breed en men kon er 4 à 5 ton op kwijt. Het stuurwiel bevond zich rechts en de snelheid van de wagen werd met een voetpedaal geregeld, een soort gaspedaal eigenlijk.
De stoommachine en de watertank waren onder de wagen aangebracht en de stoomketel voorop onder een soort motorkap, alles keurig weggewerkt, dit in tegenstelling met de toenmalige Engelse stoomwagens, waar alles zichtbaar was.
Lange zware bladveren moesten de bestuurder enigszins het gevoel geven dat de schokken van de met ijzer beslagen wielen op de straatkeien wat afgezwakt werden en remmen kon zelfs ook nog! Daartoe waren twee zeer krachtige remmen op de differentiaalas aangebracht en een schroefrem met blokken op de door een dubbele ketting aangedreven achterwielen.
De proefritten verliepen tot volle tevredenheid, ook toen de wagen beladen werd met 90 zakken meel (4500 kg.). In het krantenbericht val te lezen dat: “Blijft de wagen, die nu in gebruik genomen wordt goed voldoen, dan heeft de fa. van der Schuyt het voornemen haar tegenwoordige wagens door dit nieuwe voertuig te vervangen”. En inderdaad resulteerden de proefritten in een opdracht tot levering van 6 van deze wagens.
De heer Hoek was echter een voorzichtig man en hij vond dat er met deze stoomwagen nog te weinig ervaring was opgedaan om direct een zo grote serie op te zetten. Hij besloot om eerst twee stuks te bouwen en daarvoor een fabriekje te zoeken, dat beter ingericht zou kunnen worden dan de werkplaats waar het eerste prototype was gefabriceerd.
Met financiële steun van de heren Van Rietschoten en Slotboom, van de fa. Van Rietschoten en Houwens te Rotterdam, werd het mogelijk op l oktober 1907 een fabriek te openen in een uitgebroken branderij aan de Buitenhavenweg te Schiedam. In deze fabriek werden, ondanks vele tegenslagen nog vijf van deze stoomwagens gebouwd, maar daar bleef het dan ook bij, want de automobielen met een benzinemotor wonnen het toch langzamerhand definitief van de stoomwagens.
Van deze vijf wagens werd er één geleverd aan de Rotterdamsche Tramweg Mij., een tweede werd in 1908 geleverd aan wegenbouwer Vissers te Rucphen en daar gebruikt voor het transport van straatkeien. Voor zover bekend nam rederij Van der Schuyt alle overige wagens in bedrijf voor vervoer in het Rotterdamse havengebied. Het is niet bekend of de heer Hoek later nog meer voertuigen aan het Rotterdamse transportbedrijf heeft geleverd.
In 1913 betrok de fa. Hoek een nieuwe werkplaats in de Hoofdstraat te Schiedam en daar werd een auto-stoombrandspuit gebouwd. Deze spuit had een capaciteit van 1800 liter per minuut en een opvoerhoogte van 80 meter. Ook deze wagen had een normaal autostuurwiel en massieve banden, terwijl de enorme stoomketel zich achter op de wagen bevond en, als bijzonderheid, met olie gestookt werd en niet met cokes of kolen.
Bij een brand op de Nieuwe Haven in Schiedam kwam deze spuit, die toen juist gereed voor aflevering in de fabriek stond, bemand met personeel van de fa. Hoek in actie. Door de geweldige kracht die er achter de waterstraal zat vlogen, tot grote hilariteit van de talloze toeschouwers, de panlatten van het dak!
Maar deze brandspuit was de laatste activiteit van Hoek op automobielgebied en de firma, die op 9 februari 1912 in een N.V. was omgezet, vond zijn toekomst op ander gebied.
De heer Hoek was tot oktober 1947 als President-Directeur en daarna tot zijn overlijden in 1953, als President-Commissaris aan deze N.V. verbonden.
Machine- en Zuurstoffabriek W. A. Hoek N.V. werd later Hoek Loos en op 1 januari 2007 veranderde Hoek Loos haar naam in Linde Gas Benelux
Bovenstaande tekst is grotendeels gebaseerd op het artikel in het boek ‘Historisch overzicht van de Nederlandse Automobielindustrie’ van M. Wallast uit 1979, met aanvulling uit de volgende bronnen:
Georgano G.N. The Complete Encyclopedia of Commercial Vehicles, 1979
Heldt, B.H.: 80 jaar Nederlandse Automobielindustrie, 1976
Nieuwe Rotterdamse Courant, artikel van 15 augustus 1907