logo 1
Contactgroep Auto- en Motorrijwiel Historie

Carrosserie- en Wagenmakerij Fa. D. Meeldijk, Dordrecht

Dirk Meeldijk begon 1873 als rijtuigmaker in Zwijndrecht en verhuisde in 1880 naar Groenmarkt 41 te Dordrecht.

meeldijk 01Dirk Meeldijk, de oprichter.
In gesprek met mevrouw M. Meeldijk-Busink

door Michiel van Mourik Broekman (Lid van de werkgroep Oral History)

Voor het eerst loop ik in de Grotekerksbuurt met een andere blik, niet gericht op de mooie diversiteit van geveltjes, maar op ‘bedrijfsruimtes’. Er blijken opeens aardig wat bedrijfsruimtes te zijn, puien met brede, donkergroene deuren waarachter zich vroeger bedrijfjes bevonden. Ik tel er ongeveer zestien en bel tenslotte aan op nummer 22. Jac. Meeldijk staat op een klein koperen naamplaatje te lezen. Er is ook nog een ingemetselde steen, waarin de naam Dirk Meeldijk gebeiteld is.
“Wilt u eerst de werkplaats zien?” Ik ben nog maar net de trap naar de eerste verdieping opgeklommen, of we gaan alweer naar beneden. “Gaat u maar eerst, ik ga wat langzamerˮ. 86 jaar is mevrouw M. Meeldijk-Busink, maar het klimmen van de steile trap gaat haar nog heel goed af. Beneden wordt het hangslot losgemaakt en gaat de deur open naar de werkplaats. Hier was zestig jaren lang Carrosserie en Wagenmakerij Fa. D. Meeldijk gevestigd; van 1924 tot 1984.

meeldijk 02Interieur van de werkplaats Grotekerksbuurt 22. Op de voorgrond v.l.n.r. Dirk Meeldijk, zijn zoon Jacob en op de treeplank zijn kleinzoon Jaap. Duidelijk is te zien hoe de werkplaats net plaats bood aan twee schuingeplaatste werkstukken.

Het is een grote, ongedeelde ruimte, ongeveer 7 x 20 m. Nog wat magazijnstellingen tegen de zijmuren, maar verder helemaal leeg. Aan de achterkant is de Voorstraathaven. Daar was ook een toegang om per boot materiaal te lossen. Er staan twee eigentijdse auto’s geparkeerd, niet meer de prachtige, antieke autobussen en vrachtwagens, die ik later in het fotoalbum van mevrouw Meeldijk zou zien. “Er was ruimte om aan twee wagens tegelijk te bouwen”, vertelt mevrouw Meeldijk, “en met een beetje passen en meten, kon er ook nog aan een handkar gewerkt worden.”
Even later zitten we boven en laat zij mij de fotoalbums zien. Het zijn er twee. Eén oud album, waar je met eerbied de bladzijden omslaat, zo mooi en plechtstatig zijn de foto’s. Het moet het album zijn van oprichter Dirk Meeldijk.

meeldijk 03TT-Ford bestelwagen voor de N.V. Gebr. Linders, gefotografeerd voor het Stadhuis van Dordrecht.

meeldijk 04T-Ford bestelwagen voor de N.V. Gebroeders Gerzon’s Modemagazijnen, die op 2 september 1926 een filiaal in Dordrecht opende.

meeldijk 05TT-Ford met open laadbak voor de werkplaats Grotekerksbuurt 22.

meeldijk 07 H 31042 carrosserie meeldijk dordrecht Bus met personeel van carrosserie en wagenmakerij firma D. Meeldijk aan de Grotekerksbuurt 1925Eerste door Meeldijk gebouwde omnibus, een Chevrolet-chassis uit 1922. Op de achtergrond de werkplaats, schuin tegenover het in 1924 in gebruik genomen nieuwe pand op nummer 22. Het oude pand bleef in gebruik voor de handkarrenverhuur.

meeldijk 06 carrosserie meeldijk dordrecht Bus van carrosserie en wagenmakerij firma D. Meeldijk aan de Grotekerksbuurt. Deze bus ging van Dordrecht via Zwijndrecht Deze TT-Ford omnibus ging van Dordrecht via Zwijndrecht naar Hendrik-Ido-Ambacht v.v. 1925

carrosserie meeldijk dordrecht Bussen met personeel van carrosserie en wagenmakerij firma D. Meeldijk aan de Grotekerksbuurt 1925Alle bussen van Dirkzwager omstreeks 1925 opgesteld in Wieldrecht. Bij de eerste bus met hoed G.F. Dirkzwager sr. en verder chauffeurs en conducteurs. Vooraan een kleine G.M.C. en verder vijf Ford-bussen.

Carosserie en wagenmakerij Meeldijk aan de noordzijde van de Grotekerksbuurt nabij het Stadhuisplein 1915 1925Carrosserie en wagenmakerij Meeldijk aan de noordzijde van de Grotekerksbuurt nabij het Stadhuisplein, 1915 1925

Bus met personeel van Meeldijk op het Stadhuisplein, 1925Chevrolet bus met personeel van Meeldijk op het Stadhuisplein, 1925

Bus van Meeldijk op het stadhuisplein, 1926Chevrolet bus van Meeldijk op het stadhuisplein, 1926

Als er een carrosserie af was, werd die naar buiten gereden, het bord met de firmanaam Meeldijk werd tegen het voorwiel gezet, dan kwam de fotograaf voor een staatsiefoto. Ze zijn aandoenlijk, die oude, vierkante gevaartes. Wat zou het leuk zijn als ze nog gebruikt konden worden voor trouwpartijen, maar nee, ze zijn waarschijnlijk alleen nog in musea te vinden. Het andere fotoalbum is van het gezin Meeldijk in de derde generatie, waar tussen vakantie- en familiefoto’s ook nog foto’s van recentere producten te zien zijn, rijdende patatkramen, een houten clubhuis, een ‘ijzeren hond᾽ (een gemotoriseerd driewielkarretje).

Carrosseriebouw, ik kijk naar de foto’s en probeer me een beeld te vormen van die bedrijfstak. “Het chassis werd meestal geleverd door de firma Van Twist”, vertelt mevrouw Meeldijk, “en wij bouwden daar dan de carrosserie op. Dat waren voornamelijk houten constructies, afgewerkt met metalen plaatwerk. Maar u moet me niet tev eel over de technische details vragen, die weet ik natuurlijk niet en al helemaal niet over de beginperiode van mijn schoon-grootvader.”
Het chassis - het onderstel met de motor, de wielen, de aandrijving en het stuur - werd geleverd door de firma Van Twist. Ik ga te rade bij Rob van Twist die zojuist een prachtig gedenkboek heeft gemaakt over 175 jaar Van Twist.
”In de begintijd van de auto was het gebruikelijk dat men een chassis kocht, en dat dit chassis door een carrosseriebouwer van een geheel eigen koetswerk werd voorzien. Ford was de eerste die in 1908 met z’n beroemde T-Ford een standaardisatie introduceerde. Maar je moet je voorstellen dat in het begin van de twintigste eeuw er tientallen autofabriekjes in Nederland waren die een chassis maakten - de motor kochten ze in - en dat dan de carrosseriebouwer het werk afmaakte naar de smaak en de wensen van de koper. Die carrosseriebouwers waren oorspronkelijk wagenmakers; in elk dorp had je wel een wagenmaker. Het initiatief van de T-Ford werd in Europa als eerste overgenomen door Citroën, maar al vrij snel werd het algemeen dat personenauto’s een standaard koetswerk kregen. Voor vrachtwagens, bestelauto’s en autobussen was dat anders, daar bleef de carrosserie-op-maat lange tijd in zwang, en bestaan er ook nu nog een paar grote carrosseriebedrijven, vooral voor autobussen.” Rob laat me het jaarboek 2004 van Oud-Dordrecht zien, Van paardentram tot waterbus, geschreven door A.G. Grootenboer.

In hoofdstuk 4 staat een mooie beschrijving van de eerste pogingen, rond 1900, om met autobusvervoer te beginnen. Pas na de Eerste Wereldoorlog komt het goed op gang. Ik citeer Grootenboer: Pas omstreeks 1922/23 konden de fabrieken weer nieuw materieel leveren en kwam vooral de import uit Amerika en Frankrijk op gang. In 1917 bouwde Ford op basis van de T-Ford een zwaarder chassis met een laadvermogen van één ton. Door de oorlogsomstandigheden was export naar Europa niet mogelijk, maar nadat in 1922 in Antwerpen een nieuwe assemblagefabriek was geopend, kwam een groot aantal van deze zogenaamde Ford-TT chassis naar ons land. Ze kregen hier een opbouw als bestel- en vrachtwagen, als trekker, als brandweerauto, als autobus
In het boek van Grootenboer vind ik ook een foto uit het album van Dirk Meeldijk, een buscarrosserie op een Ford-TT-chassis van omstreeks 1922. Dus ik vermoed dat het album vooral foto’s uit de twintiger jaren laat zien.
Mevrouw Meeldijk vertelt verder over het familiebedrijf: “Drie generaties hebben het bedrijf gerund; Dirk Meeldijk, de oprichter, de grootvader van mijn man, van circa 1870 tot 1933. Ik geloof dat hij oorspronkelijk wagenmaker in Zwijndrecht was, maar precies weet ik het niet. Onze bedrijfsruimte, op dit adres hier, is pas in 1924 ontstaan, toen hij hier twee huisjes kocht en ze verving door één bredere bedrijfsruimte.
Toen hij in 1933 stierf, werd het bedrijf overgenomen door de twee zoons, Jacob en Abraham. Jacob kocht zijn broer uit en leidde het bedrijf tot circa 1963, een paar jaar voor zijn dood. Omstreeks 1951 kwam de derde generatie erin, Jacobs zoon - ook Jacob, maar in de wandeling Jaap genoemd - mijn man. Hij heeft het bedrijf tot 1984 geleid en is er toen mee gestopt. In 1992 is hij overleden.
In 1945, bij de bevrijdingsfeesten, hebben we mekaar leren kennen. Ik zat bij de gereformeerde meisjesvereniging, hij bij de gereformeerde jongensvereniging. En in die dagen van de bevrijding gingen we met z’n allen de straat op, feest vieren. En ’s avonds werden wij meisjes dan thuisgebracht. Ja, daar zijn heel wat stelletjes uit voortgekomen. In 1949 zijn we getrouwd. Mijn man had een opleiding hts-elektrotechniek. Hij heeft eerst nog twee banen in Rotterdam gehad, maar al gauw na ons huwelijk werd hij in de zaak opgenomen en kwamen we boven de werkplaats te wonen. Dat had z’n nadelen en z’n voordelen. Vanzelfsprekend werd aangenomen dat ik er altijd was om koffie voor de mannen te zetten. Maar een voordeel was wel dat mijn man steeds tussen de middag mee aan tafel zat. Vier knechts hadden we, en een meesterknecht, in mijn tijd heette hij Overgauw. Deze laatste werkte niet alleen in de werkplaats, maar onderhield ook contact met de klanten en haalde opdrachten binnen.

meeldijk 08Van het pand Grotekerksbuurt 22 werd een schilderij gemaakt, waarvan de schilder onbekend is.

meeldijk 09Cabine op DAF chassis met open laadbak, begin jaren vijftig.

Mijn schoonvader heeft hem ooit gevraagd zich in de zaak in te kopen, maar daar voelde Overgauw niet voor. Mijn schoonvader was er niet altijd - hij werkte niet zelf mee, hij deed ook in verzekeringen - maar elke ochtend en elke middag kwam hij even langs. Voor mijn man voelde dat als controle. Veertien jaar lang hebben ze samen het bedrijf gevoerd. Dat was niet altijd gemakkelijk, vader en zoon, veertien jaar lang. Mijn man was een echte doener, de commerciële kant lag hem minder. Hoewel hij elektrotechniek gestudeerd had, was hij al gauw doorkneed in het wagenbouwen. Hij was bijvoorbeeld de laatste die nog echte wagenwielen kon maken. Hij ging naar Berger, de houthandel aan het Balkengat bij de Weeskinderendijk, zocht dan stammen uit, die werden gezaagd. Carrosserie en wagenbouw was in de eerste plaats werken met hout. In het geval er metalen aan te pas kwamen, werd er een plaatwerker ingehuurd en werd er werk uitbesteed aan de smid die hier iets verderop woonde. Maar later heeft hij leren lassen en ging hij zelf chassis lassen. Dat was dan voor ons nieuwe product: rijdende patatkramen.
Naast de carrosseriebouw was er ook altijd nog de verhuur van handkarren, later ook bakfietsen. Die hadden we hier schuin tegenover, een aparte ruimte. ’t Was een nuttige spreiding als er eens weinig inkomsten uit de wagenmakerij kwamen. Lang voor mijn tijd was de verhuur van handkarren een grote bedrijvigheid, ik schat dat we vroeger wel driehonderd handkarren in de verhuur hadden. Daar was een aparte baas voor aangesteld. En ’t was niet alleen op de Grotekerksbuurt, maar ook bij de Nieuwkerk en op de Sluisweg hadden we een verhuurpunt. Na de Tweede Wereldoorlog met de opkomst van de mechanisatie werden de handkarren vervangen door ‘ijzeren honden᾽. Na de oorlog ging de ouderwetse carrosseriebouw eruit. Standaardisatie nam toe, vrachtauto’s werden groter, te groot voor onze werkplaats.

meeldijk 10Het naoorlogse product: de patatkraam wordt uit de werkplaats gereden.

meeldijk 11In volledig geïnstalleerde staat.

Een volgend product waar we landelijk veel opdrachten voor kregen, waren patatkramen op wielen, een mooie houten opbouw, een uitgifteruimte voor de klanten over de volle lengte. We hadden een medewerker, Sperling, die dat product heeft ontwikkeld, die de markt geopend heeft. Die heeft later geprobeerd voor zichzelf te beginnen. Ook maakten we haringkarren voor Amsterdam en ‘ijzeren honden᾽, en ja, we hebben ook wel eens een houten clubhuis gebouwd. Dat was toen mijn man tegen z’n pensioen aanliep. Hij heeft toen de zaak gesloten. Onze twee kinderen werken in het onderwijs, die hadden geen ambities om in de zaak te gaan.
Mijn man heeft nog acht jaar van zijn pensioen kunnen genieten. We hielden allebei veel van reizen en trekken, ook toen hij nog werkte. Dan sloot hij vrijdagmiddag de werkplaats om 4 uur, ging dan de administratie bijwerken en in het weekend trokken we er met onze ‘Eend᾽ op uit. Hij leerde Frans, was lid van Dante Alighieri, we maakten verre reizen, eerst kamperend, later met een caravan.”
Mevrouw Meeldijk laat me vakantiefoto’s zien, veel foto’s van kunstwerken die ze onderweg zagen. “Ja, ik heb een kunstzinnige inslag meegekregen, mijn vader was graficus. Ik schilderde graag, na de dood van mijn man heb ik het weer opgepakt. Ik vind het leuk om kopieën van schilderijen te maken. Kijk dit hier is naar een schilderij van Van Gogh.”

meeldijk 12Mevrouw Meeldijk (links) met haar zuster.

Als het stukje tot zover af is laat ik het mevrouw Meeldijk lezen, die nog wat verbeteringen aanbrengt. En dan komt de laatste fase, een selectie maken uit die prachtige foto’s, pronkstukken van een mooi ambacht. Al die bedrijfspuien in de Grotekerksbuurt, wat zou daar niet allemaal gefabriceerd zijn; en hoeveel levendiger en lawaaieriger zou die straat toen geweest zijn? Maar één plek, nummer 22, is nu voor mij tot leven gekomen.

Bron:
Dit artikel, geschreven door Michiel van Mourik Broekman, is eerder gepubliceerd in het tijdschrift van de historische vereniging Oud-Dordrecht 2014 nr. 1, p. 22-29 (overgenomen met toestemming).

Verdere bronnen:
Beeldbank Regionaal Archief Dordrecht
Hippomobielerfgoed..nl