logo 1
Contactgroep Auto- en Motorrijwiel Historie

De Proefvaarten van de Heeren Stratingh en Becker.

Door Willem Kooijmans

Al eerder werd in Conam Bulletin over de experimenten met een stoomvoertuig door prof. Sibrandus Stratingh Ezn. (figuur 1) en de mechanicus Christopher Becker geschreven[1]. Aantoonbaar is dat beide heren verscheidene ritten met een door hun gebouwd stoomvoertuig gemaakt hebben, eerst in 1834 in de stad Groningen[2], maar het jaar daarop zelfs van Groningen naar Assen v.v.[3]. Er kan geen twijfel over bestaan dat deze ritten ook daadwerkelijk hebben plaats gevonden.

stratingh-proefvaart-1figuur 1: prof. S. Stratingh Ezn

Maar wat nu zo spijtig was, is dat er van het betreffende stoomvoertuig wel zeer uitvoerige beschrijvingen bestaan, maar dat een tekening of zelfs maar een schetsje leek te ontbreken. Stratingh zelf meldde in zijn "Kort Verslag" uit november 1834 dat de "beschrijving nog niet volkomen kan zijn, en ook indien dezelve volkomen zoude zijn, deze vergezeld zoude moeten gaan van eene naauwkeurige teekening, die en zoo spoedig niet goed kan gereed gemaakt worden". De hooggeleerde beloofde wel de tekening zo mogelijk binnen korte tijd ter beschikking van de autoriteiten te zullen stellen, maar dat gebeurde voor zover wij kunnen nagaan helaas niet. Voor mijn eerste aantekening[4] over de wagen van Stratingh en Becker heb ik daarom een tekenaar/constructeur[5] gevraagd een "artist's view" van de wagen samen te stellen op grond van de beschrijvingen van Stratingh (figuur 2). Deze tekening werd gretig op meerdere plaatsen overgenomen, overigens met het risico dat door de verschijning op meerdere plaatsen, een suggestie van een zekere authenticiteit wordt gewekt.

stratingh-proefvaart-2figuur 2: Artist's impression                                                                                        

Ik had me al min of meer verzoend met de idee dat er geen tekeningen of schetsen van de wagen van Stratingh bestonden. Groot was dan ook mijn verrassing toen ik dit voorjaar bij het Nationaal Archief in den Haag een complete set van 8 schetsen aantrof van het stoomvoertuig[6]. De schetsen waren herkenbaar niet door een technicus vervaardigd, maar, zoals bleek, door een Groningse tekenmeester Niklaas Wegman Dusselsma, (1811 – 1878), een tekenleraar dus, die les gaf aan een "Teekenschooltje"[7]. Waarom de "teekenmeester" de schetsen heeft vervaardigd en of Stratingh hem hiervoor heeft betaald is niet bekend. Persoonlijk lijkt het me weinig waarschijnlijk dat Stratingh de schetsen heeft geautoriseerd. Maar hoe dan ook: wij krijgen door de schetsen wel een beeld hoe de stoomwagen er uit zag (figuur 3 hieronder).

stratingh-proefvaart-3figuur 3: schets van Dusselsma

stratingh-proefvaart-4figuur 4

Binnen een eenvoudig raamwerk, door Stratingh "lade" of "kast" genoemd, was een dubbelwerkende tweecilinder stoommachine geplaatst, waarvan de krukas met twee onder 90º geplaatste krukken, direct de achterwielen aandreef (figuur 4 rechts). Op de lade ".... rust een bak van een rijtuig van willekeurigen vorm voor vier à zes personen met eene voorbank voor den bestuurder op eene lange lade tusschen de voor- en achterwielen geplaatst, die met de machinerie der beweging is aangevuld; terwijl op het voorste gedeelte boven de voorraden de stoomketel met den aankleve vandien is aangebragt, en wel zoo dat alle deze deelen gedragen worden door vier ijzeren beugels die over de wielen heen eindigen in sterke rijtuigveren aan wiens ondersten einden smalle bussen verbonden zijn, die de uitstekende einden der assen omvatten, en alles dus als op veren gedragen en door de genoemde uiteinden der assen ondersteund wordt, waar het groote vermogen der assen legt en tevens de wrijving zoo veel mogelijk bekort en tot een gering punt gebragt wordt". Die betreffende wielophanging was zonder schets niet goed te begrijpen. Gelukkig is er ook een schets van dit detail (figuur 5), hoewel ook met deze schets niet erg duidelijk wordt wat Stratingh met deze constructie dacht te bereiken.

stratingh-proefvaart-5figuur 5: wielophanging

Overigens maakten de heren Stratingh en Becker hun ritten meestal zonder de opbouw van de rijtuigbak. Over de proefritten in 1835 schrijft Stratingh: "De proeven zijn nu voor het overige genomen zonder plaatsing van een rijtuigbak op de kast voor de stoommachinerie en verdere medereizigers hebben plaats genomen op gemelde kast van de machinerie ten getale van vijf personen, omdat men dan ook bij onverhoopt defect van eenige werking spoedig bij het inwendige van de inrigting kon naderen en ook de bak vroeger daarop geplaatst bij verdere schokking van het werktuig vervangen zoude worden door eene meer daartoe bijzonder ingerigte rijtuigbak". Deze opmerking inspireerde onze eigen tekenmeester[8] tot een aangepaste schets (figuur 6).

stratingh-proefvaart-6figuur 6: artist's impression

Nu lijkt het uit de verslagen en krantenberichten of het allemaal voortreffelijk functioneerde. Maar Stratingh zelf was zich bewust dat hij met dit werkend model slechts de bruikbaarheid van het concept had aangetoond, en dat voor een echt prototype nog een hele weg te gaan was. In de eerste plaats zou het vermogen van de stoommachine omhoog moeten. En voor de ontwikkeling van zo'n prototype ontbraken hem de tijd en de middelen. Verder kreeg hij niet erg veel medewerking van de autoriteiten. In Groningen mocht hij bijvoorbeeld al niet meer met de wagen "onder stoom" op de openbare weg. Daarom werd het stoomrijtuig voor de rit naar Assen van Groningen naar de Haarse Punt gebracht met paardentractie.

Maar ook de Gouverneur van Groningen had zijn bedenkingen, toen hij aan de Minister van Binnenlandse zaken rapporteerde[9]: "Mijns inziens is de onderhavige stoomwagen welke op eene te kleine schaal is vervaardigd om met vracht te kunnen worden gebezigd, en slechts met het doel om proeven te doen schijnt gemaakt te zijn, na veelvuldige aangewende verbeteringen, tot die hoogte gebracht, dat deze thans tot model zal kunnen dienen om daarnaar een geheel nieuwen, meer voor eenig bepaald doel en gebruik, ingerigt stoomrijtuig te vervaardigen".

En ook de gezaghebbende Gerhard Moritz Röntgen (1795 – 1852), een marine officier, speciale adviseur van Koning Willem I voor zaken van werktuigkunde, die bij de marine zijn sporen had verdiend door zijn kennis over het gebruik van stoommachines op schepen, sprak zich afwijzend uit zoals blijkt uit een brief[10] van de Voorzitter van de speciale Commissie tot het werk der Spoorwegen aan de Koning: "Wat de proefneming in Groningen betreft, zoo dezelve al niet is mislukt, gelijk de Heer Roentgen te kennen geeft, mag men toch wel veronderstellen dat dezelve niet aan de verwachting zal hebben beantwoord ....".

Bovenstaande maakt al enigszins duidelijk waarom Stratingh na september 1835 zijn belangstelling voor het stoomvoertuig verloor. Maar er was nog een andere reden voor Stratingh om niet door te gaan met de stoomwagen experimenten. Dit wordt duidelijk als men zijn verdere activiteiten bekijkt. Reeds geruime tijd had hij zich gestort op een geheel nieuw fysisch fenomeen: de elektriciteit. En met name "de aanwending van de electromagnetische bewegingskracht tot een electromagnetische wagen" had zijn belangstelling. In december 1835 schrijft hij over het elektromagnetisch modelwagentje dat Becker en hij samengesteld hadden en hij besluit zijn vertoog met de mededeling[11] dat "deze kracht, in het algemeen boven alle andere krachten zelfs de .... stoomkracht zal te verkiezen zijn .... Ja dat dezelve ook als vervoermiddel meer geschikt zal zijn". Overigens het elektromagnetische modelwagentje bestaat nog steeds (figuur 7); het is te zien in het natuurhistorisch museum Boerhaave te Leiden.

stratingh-proefvaart-7figuur 7: Electromagnetisch modelwagentje. (foto W. Kooijmans)

Noten:

[1] CONAM Bulletin 2003, nr. 4, blz. 30 en CONAM Bulletin 2009, n3. 3, blz. 30

[2] Provinciale Groninger Courant, nr. 24, 25 maart 1834 en 11 juli 1834

[3], Algemeen Handelsblad, 30 oktober 1834, nr.934 en Algemeen Handelsblad, 11 september 1835.

[4] Het Automobiel, oktober 1988, blz. 42.

[5] Gerard Scholten.

[6] Archief van Waterstaat, toegangsnummer 4WCA, inventarisnummer 11626 – 11630.

[7] Aan de Oude Kijk in 't Jatstraat in Groningen.

[8] Zie verwijzing 5.

[9] Gouverneur Groningen, 30 september 1835, Nº 8, Nationaal Archief, toegangsnr. 2.04.07. inv. 4992.

[10] Commissie tot het werk der Spoorwegen, 13 mei 1835, Nationaal archief, toegangsnr. 2.04.07. inv. 4992

[11] Algemeene Konst- en Letterbode, december 1835, nr. 54 en 55, blz. 404 en 418.